t!
-108-
De voorzitter zegt, dat de voorbereidingscommissie alleen maar gead
viseerd heeft over de in te stellen welzijnscommissie. Zijns inziens
ie er niet geheimzinnig omgesprongen met het advies. Alle punten zijn be
sproken en alle adviezen, hoe summier ook, komen terug in het voorstel.
Hij vraagt dan ook aan de raad mede te delen, wat materieel gezien nog de
verschilpunten zijn tussen het advies van de voorbereidingscommissie
en het voorstel van burgemeester en wethouders. Hij is het niet eens
met de uitleg, die de heer Hellegers geeft aan het besprokene in de vorige
raadsvergadering aangaande het aantal kandidaten uit de bevolking.
Zijns inziens mocht het college er vanuit gaan, dat de raad geen
overwegende bezwaren had tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders ook al staat dit niet uitdrukkelijk genotuleerd.
Op de vraag van de heer Joachems antwoordt hij, dat het advies van
de voorbereidingscommissie materieel openbaar is. Het aantrekken van
een nieuwe beleidsmedewerker acht hij in dit stadium nog te vroeg.
Er moet altijd naar gestreefd worden, aldus de voorzitter, in het eigen
apparaat kennis en ervaring op te bouwen.
Het axwijzen van de voorstellen van burgemeester en wethouders zou
betekenen, dat er opnieuw vertraging optreedt in de nog te verrichten
werkzaamheden. Het college is de mening toegedaan, dat het welzijn gediend
zou worden, indien er zo snel mogelijk aan de slag kan worden gegaan
door de commissie. Tenslotte merkt hij nog op, dat er contact zal
worden opgenomen met het P.O.N. om de mogelijkheden te onderzoeken.
Wethouder Matthijssen vindt het niet juist, dat men de voorbereidings
commissie verwijt, dat deze te weinig gedaan zou hebben. Het doornemen
van de literatuur alleen al vergt ontzettend veel tijd. Zijns inziens
heeft de commissie haar uiterste best gedaan om een zo goed
mogelijk advies op te stellen. Tenslotte ziet hij de noodzaak niet in
om het P.O.N. in te schakelen. Zij zullen niet in staat zijn om de noden,
die er zijn, aan te wijzen.
De voorzitter merkt nog op, dat de uitvoering van de Rijksbijdrage
regeling sociaal cultureel werk is opgedragen aan burgemeester en
wethouders en dat het niet juist is om te stellen, dat er nog niets
zou zijn gebeurd.
Wethouder van Tiggelen is van mening, dat de raad zich op verschillende
punten tegen spreekt. Enerzijds dringt men aan op spoed en anderzijds
zegt men, dat alles niet te snel moet gebeuren.
De voorzitter vraagt de raad hem mede te delen, wat er dan volgens
de raad eerst nog gebeuren moet.
De heer Hellegers zegt, dat het niet zijn bedoeling is geweest om de
voorbereidingscommissie een trap na te geven. Wanneer burgemeester
en wethouders zeggen, dat de commissie precies gedaan heeft, wat zij
gevraagd hebben, dan treft het college de blaam. Op de vraag, wat er
nu eerst gebeuren moet, antwoordt hij, dat als concreet huiswerk moet
dienen, datgene wat is toegezegd op 29 januari 1979, namelijk de
voorbereiding van de inspraakprocedure. Hij vindt het niet juist,
dat de beleidspunten pas op een later tijdstip aan de orde komen.
Het welzijn zou het beste gediend geweest zijn, wanneer het college
nu met een goed voorstel gekomen was. Dat is niet gebeurd, dus is
hij het met de heer Jonkers eens, dat het welzijn nu nog het beste
gediend kan worden door over 14 dagen met een nieuw voorstel te komen.
I
I
I
I
I