-107- De heer Hellegers blijft het echter bevreemden, dat dit nooit eerder is medegedeeld. Uit de antwoorden van het college, concludeert hij, dat 1979 verloren is voor het welzijnsbeleid. Hij had niet anders verwacht dan dat de voorbereidingscommissie ook voorstellen had gedaan ten aanzien van de gehele procedure en niet alleen het voorstel om de nu ter discussie staande verordening aan te passen. Hij betreurt het, dat hij geen opening van zaken heeft gekregen, waarom de adviezen van de voorbereidingscommissie niet zijn gebruikt. Dat de welzijnsraad om advies zou worden gevraagd is nooit aan de raad mede gedeeld, temeer omdat daarover in de vergadering van 29 januari 1979 nog al wat verschil van mening bestond. Inpassing van de welzijnscommissie in de huidige verordening is in strijd met de regeling en de eerder gedane toezeggingendat de voorbereidingsprocedure in een aparte gemeentelijke verordening moet worden vastgelegd. Zijns inziens is het niet juist om de vertraging in de procedure alleen maar toe te schrijven aan het feit, dat er een nieuwe burgemeester zou komen. Concluderend stelt hij dan ook, dat hij het voorstel van de heer Jonkers om het aantal vertegenwoordigers uit de bevolking uit te breiden van 4 naar 8 kan steunen, temeer daar in de vorige vergadering de raad alleen maar ingestemd heeft met het voorstel van burgemeester en wethouders om twee raadsleden te benoemen in de commissie. Het tweede voorstel van de heer Jonkers,om bij de vaststelling van deze verordening ook tegelijk de inspraakverordening ter sprake te brengen, kan hij ook volledig steunen, temeer daar de voorbereidings commissie daaromtrent adviezen heeft uitgebracht. Hij vindt dit een morele plicht van burgemeester en wethouders. Hij stelt derhalve voor beide voorstellen terug te nemen en over 14 dagen met nieuwe voorstellen te komen, waarin ook deze procedure geheel zal worden geregeld. Indien het college op haar standpunt blijft staan, stelt hij voor de vergadering te schorsen. De heer Joachems vraagt, waarom de nota niet openbaar is gemaakt, vooral omdat daarin een taakverdeling staat vermeld. Voorts geeft hij te kennen de voorstellen van de heer Jonkers te steunen, terwijl hij daarnaast nog voorstelt de procedure voor kandidaten open te stellen. De heer Jonkers zegt, dat, wanneer de tijd het niet zou toelaten aan het welzijnswerk te werken, er geen problemen zouden bestaan om een beleidsmedewerker aan te trekken. Hij noemt hierbij met name het P.O.N. waar verschillende gemeenten goede ervaringen mee hebben. Daarnaast is hij van mening, dat burgemeester en wethouders bereid moeten zijn om bevoegdheden af te staan aan de raad. Een commissie met een algemene taakomschrijving typeert hij als een theekransje met lectuur. Zonder taakomschrijving werkt men te vrijblijvend, terwijl hij daarnaast de mening is toegedaan, dat er verschillende kandidaten zijn, die zonder een nadrukkelijke taakomschrijving niet in de commissie wensen zitting te nemen. Ten aanzien van het gezegde, dat de commissie advies uitbrengt aan burgemeester en wethouders stelt hij, dat daar nu juist de raad slechte ervaringen mee heeft, gezien de geheimzinnigheid met betrekking tot de nota van de voorbereidingscommissie. Hij vraagt derhalve burge meester en wethouders meer vertrouwen te stellen in de raad en niet meer bevoegdheden naar zich toe te trekken dan noodzakelijk is. Hij blijft derhalve bij zijn voorstel om beide voorstellen terug te nemen en over 14 dagen met een nieuw voorstel te komen en het aantal kandidaten uit te breiden van 4 naar 8. I

Raadsnotulen

Wouw: 1813-1996 | 1979 | | pagina 112