- 4 -
8. Niet-ontvankelijk Voorstel om het bezwaarschrift van de heer P.J. van Dijk en
verklaring bezwaar- mevrouw A.C.M. van Diik-Ros niet-ontvankeliik te verklaren.
schrift
De VOORZITTER gaat vanwege de afwezigheid van de heer Thijsse
in op een opmerking van de heer Thijsse gedaan tijdens de
commissievergadering.
Het komt erop neer dat de afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State heeft uitgesproken dat tegen het niet nemen
van een voorbereidingsbesluit en het niet bereid zijn van de
gemeenteraad om over te gaan tot een bestemmingsplanwijzi
ging, geen beroep meer mogelijk is. Men wordt derhalve niet-
ontvankelijk verklaard. Hoewel het lijkt dat we hier te maken
hebben met een situatie die tegen het rechtsgevoel ingaat,
kan men hier beter niet van afwijken. Tijdens de commissie
vergadering stelde de heer Thijsse voor om toch een hoor
zitting te houden en de zaak te beoordelen. Dit zou de ge
meente kunnen doen en de gemeente zou kunnen beslissen of de
bezwaren gegrond c.q. ongegrond zijn. De gemeente zou bij een
eventueel beroep bij de Raad van State, hetgeen dan wel
mogelijk is, altijd aan het kortste eind trekken. De Raad van
State zou immers aanvoeren dat in dit soort gevallen een
niet-ontvankelijkverklaring aan de orde is en wij zouden dan
ook altijd de proceskosten moeten betalen.
Hierna gaat de raad akkoord met het voorstel.
9. Aankoop grond Voorstel tot:
- aankoop grond van Bouwbedrijf GebrsHeeren B.V. ten
behoeve van toekomstige woningbouw "de Gagelriizen-Oost"
- vaststelling 43e begrotingswijziging 1996 van de Algemene
Dienst en de 7e begrotingswijziging 1996 van het Grondbe
drijf.
De heer ERMEN vraagt of het college heeft nagegaan of een
derdenbeding noodzakelijk is.
De VOORZITTER deelt mede dat dit is nagegaan. Op 19 januari
1996 is de akte verleden waarbij de gebroeders Heeren van
de heer Mol aankochten een aantal percelen, groot 2013.96
ha. In deze akte is het voortgezet gebruik om niet vastge
legd voor de heer Mol gedurende een periode van 72 maanden
evenals de verplichting om continuering van dit gebruik
veilig te stellen bij doorverkoop. Dus als de gebroeders
Heeren door willen verkopen dan heeft de heer Mol al bedon
gen dat deze 72 maanden veilig gesteld zijn. Bij het slui
ten van de overeenkomst tussen de gemeente en de gebroeders
Heeren is deze bepaling nageleefd door het voortgezet
gebruik door de heer Mol vast te leggen in de voorlopige
koopovereenkomst
Juridisch zijn de gemeente en gebroeders Heeren zondermeer
bevoegd tot het opnemen van dit derdenbeding, zulks op
grond van het burgerlijk wetboek. Het betreffende artikel
luidt: "is het derdenbeding onherroepelijk en om niet ge