- 25 -
ONDERWERP: Herziening bestemmingsplan "De Vijfsprong"
ANTWOORD:
CDA Het vigerende bestemmingsplan "De Vijfsprong" is bij besluit
van 8 april 1980 door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
goedgekeurd. Ingevolge artikel 33 van de Wet op de Ruimtelij
ke Ordening dient een bestemmingsplan ten minste eenmaal in
de tien jaren te worden herzien.
Deze herziening biedt, naast actualisatie van de plankaart en
planvoorschriften, de mogelijkheid de gebruiksmogelijkheden,
en daardoor de verhuur, van het sportcentrum te verruimen.
Tevens zullen in het plangebied de gronden van de geprojec
teerde visvijver worden opgenomen.
ONDERWERP: Kleine ambachtelijke bedrijven
ANTWOORD:
WD Evenals in de recentelijk goedgekeurde bijgebouwenregeling
wordt in de bestemmingsplannen, die betrekking hebben op de
centrumgebieden en de bebouwde kommen, bij de bestemming
"Woondoeleinden" een vrijstellingsregeling opgenomen waarin
wij bevoegd zijn verklaard vrijstelling te verlenen voor het
uitoefenen van beroepsmatige activiteiten in het bijgebouw
c.q. bedrijfsmatige activiteiten in de woning of bijge
bouw (en) met dien verstande, dat:
a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmi-
lieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen
aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent
onder meer dat:
(1) in principe geen vrijstelling wordt verleend voor het
uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb.
1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik naar
het oordeel van de Inspecteur van de Volksgezondheid voor
de Hygiëne van het Milieu door middel van het stellen van
voorwaarden wel verantwoord is;
(2) vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig
karakter heeft en zal behouden;
(3) het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omge
ving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksge
richte voorzieningen betreft;
(4) het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, d.w.z.
dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw
uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activitei
ten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van
de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffen
de woning behorende garage aan de bestemming slechts is
toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf
tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig
wordt aangelegd;