- 3 - c. In de raadsvergadering van 31 oktober 1989 heeft de heer Marijnissen reeds gepleit voor een spoedige beraadslaging over de uitvoering van de kinderopvang. Uw college was toen van mening dat er eerst middelen verkregen moesten worden en dat er daarna een beleid bepaald zou worden. Toentertijd dichtte u zelfs de P.B.-stichting nog een onder steunende rol toe. In de commissievergadering van onderwijs en wel zijn van 19 februari jl. pleitten wij voor een aparte nota kinder opvang waarin het gemeentelijk beleid dient te worden verwoord. Waarom is een dergelijk nota nog niet aan onze raad voorgelegd? Op deze wijze ontbreekt het de raad aan een duidelijk beleidskader. d. In de raadsvergadering van 27 maart 1990 heeft uw college gezegd dat kinderopvang goed aansluit bij de gezinszorg. Daarmee wordt naar uw visie vermeden dat de kinderopvang een apart onderdeel wordt van de S.M.D. Wij achten juist het tegenovergestelde noodzakelijk. Het is een aparte werksoort met een eigen organisatie en werkstructuur. Zonder aparte werkstructuur zal de kinderopvang binnen onze gemeente nooit tot volledige wasdom komen. Kunt u uw visie in dezen verduide lijken? Als uw college zou betogen dat onze raad ermee akkoord is gegaan dat de kinderopvang wordt ondergebracht bij de S.M.D. dan berust dat op een misverstand. Kunt u aangeven wanneer de raad dit besluit genomen heeft? Uit overleg met het bestuur van de S.M.D. van vorig jaar september hebben wij overigens begrepen dat er nooit een formeel verzoek van uw college aan de S.M.D. betreffende de kinderopvang is gericht. Is dit juist of is er op een andere wijze om medewerking verzocht? Afhankelijk van uw antwoorden op onze vragen zullen wij ons nader beraden of wij akkoord zullen gaan met dit voorstel of niet. De heer ERMEN: Eerder dit jaar deelde u mede dat de S.M.D. voor 1 juli 1991 uitsluitsel zou geven omtrent de uitvoering van de kinderopvang. Reeds per 4 juni jlis nu uitsluitsel gegeven. Dit is één dag voordat de nieuwe initiatiefgroep haar brief bij het college indiende. In zowel de brief van 5 juni 1991 als van 19 juni 1991 verzoekt de initiatiefgroep om een gesprek met het college van b. en w. Zo'n gesprek had kunnen leiden tot nieuwe inzichten, bijvoorbeeld minder coördinatie kosten. Wij betreuren het in hoge mate dat u dit verzoek niet hebt inge willigd. Wij zijn het niet eens met de wijze waarop u met het particu lier initiatief bent omgegaan. De S.M.D. heeft de huisvesting altijd gekoppeld aan het al dan niet uitvoeren van de kinderopvang. Is deze koppeling nu losgelaten? U stelt voor een coördinator aan te stellen per 1 juli 1991. Is dit reeds gebeurd en is hieraan niet de voorwaarde van goedkeuring door de raad verbonden? In de laatste commissievergadering werd medegedeeld dat de huidige initiatiefgroep ingeschakeld kan worden via de S.M.D. als vrijwilligersorganisatie. Deelt uw college deze mening? De heer MARIJNISSEN: Wij gaan akkoord met het voorstel. Het betoog aanhorende van de C.D.A.-fractie vraag ik mij echter toch af wat beraad slagingen in commissievergaderingen vooraf voor zin hebben. Ik neem aan dat het standpunt van het C.D.A. zich niet na de commissievergadering heeft gevormd. De heer VAN MIERT: Wij sluiten ons aan bij de woorden van de R.V.P. Na de vakantieperiode zal er een gesprek plaatsvinden tussen de initiatief groep en de S.M.D. De heer SPRENKELS: Wij sluiten ons ook aan bij de woorden van de heer Marijnissen

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1991 | | pagina 71