- 4 - Deze subsidiëring heeft betrekking op het schooljaar 1990/1991 en is mogelijk geworden omdat er ruimte is ontstaan door het wegvallen van een aantal leerlingen aan de muziekscholen. Deze middelen wil het college toespelen aan die verenigingen die zich op een goede manier bezig houden met de muzikale vorming van de leerlingen. De inschatting van het college is dat zowel N.E.O., de ouders en de leerlingen erg tevreden zullen zijn met de nieuwe wijze waarop kinderen muzikaal onderwijs kunnen genieten en dat daardoor te ver wachten is dat de regeling een structureel karakter kan krijgen. Voor de afronding van het onderzoek naar de centralisatie van sociaal-culturele activiteiten moet nog steeds worden uitgegaan van eind 1990 begin 1991. De heer ERMEN: Het C.D.A. gaat volledig akkoord met het beleids kader maar is van mening dat het dezelfde periode zou moeten bestrijken als een raadsperiode. Op de voorgestelde wijze stelt de oude raad een beleid vast voor de nieuwe raad. Het C.D.A. is van mening dat het formeel juister is dat dit beleid wordt vastgesteld door de nieuwe raad. Het antwoord met betrekking tot het biblio theekwerk is duidelijk omdat, wanneer de realisering financieel onhaalbaar zou zijn, hierop wordt teruggekomen in de raad. Ten aanzien van het onderbrengen van de kinderopvang bij de S.M.D. kan ik instemmen met de argumenten omtrent de aanwezige know-how op het gebied van organisatie. Of er echter ook de nodige know-how aanwezig is met betrekking tot de inhoud van de materie blijft echter onduidelijk. Deze is uiteraard wel aan te trekken. Het blijft voor het C.D.A. echter een vraagteken of de directe koppe- ling noodzakelijk is. Het is immers bekend dat er bij de regionale gezinszorg en kruisverenigingen tendensen zijn te bespeuren die de moeite waard zijn om open te blijven staan voor het onderbrengen van de kinderopvang bij het particulier initiatief. Op de subsidiëring van de muziekverenigingen zal ik op dit moment niet meer terugkomen. Wij wachten met spanning af of er inderdaad structurele oplossingen worden geboden waarmee iedereen gelukkig kan zijn. Tot slot heb ik nog geen antwoord gekregen op de vraag omtrent de subsidie-aanvraag van de Stichting Gezinsvervangend Tehuis. Wethouder SCHIJVEN: Het beleidskader is doorgesproken met de betrokken instellingen en is met instemming ontvangen. Het college is dan ook van mening dat het beleidskader 1990-1993 door de huidige raad kan worden vastgesteld. Wanneer men het vaststellen van een beleidskader zou uitstellen tot de nieuwe raad is geïnstal leerd, zou het weieens kunnen zijn dat er een beleidskader wordt vastgesteld waar op dat moment niet iedereen achter kan staan. Met betrekking tot de kinderopvang is het inderdaad zo dat er voor de inhoudelijke uitvoering deskundigheid moet worden aangetrokken. Het staat overigens nog niet vast of de kinderopvang zal worden ondergebracht bij de S.M.D. Het heeft echter wel de voorkeur van het college. Wij dienen de voorkeur van het particulier initiatief af te wachten. De subsidie-aanvraag van het G.V.T. zal nog nader worden bezien. Hierna gaat de raad akkoord met het voorstel.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1990 | | pagina 28