aide.
23-00-.!®
- 19 -
Commissie
d.d.
Raadsvergadering
Beslissing:
ssoretans
Ik citeer uit het verslag van de commissie bestuurlijke zaken:
Wij zijn het met deze beslissing niet geheel eens. In tegen
stelling tot de veronderstelling van Gedeputeerde Staten is hier
sprake van een hoveniersbedrijf, waartoe ook het kweken en telen
van plantensoorten, bomen, heesters enz. behoort; de overige acti
viteiten zijn marginaal. Het is geenszins de bedoeling om op grote
schaal verkoop aan particulieren te laten plaatsvinden. Aanvrager
heeft zich zelfs bereid verklaard dergelijke verkoop volledig uit
te sluiten.
In verband met een en ander blijven wij het kernrandgebied dé aan
gewezen plaats vinden voor vestiging van een bedrijf als het onder
havige. Tegen het besluit van Gedeputeerde Staten heeft de betrok
kene inmiddels bezwaar gemaakt op grond van de wet Arob. In het
kader van de Arob-procedure zullen Gedeputeerde Staten een hoor
zitting uitschrijven, waarvoor ongetwijfeld ook het gemeentebestuur
zal worden uitgenodigd. Het college is voornemens bij die gelegen
heid het initiatief van de heer Haast op grond van genoemde argu
menten te blijven ondersteunen."
Als van gemeentewege bezwaar had moeten worden gemaakt, dan zou de
gemeenteraad daartoe hebben moeten besluiten, omdat de gemeenteraad
ook het aanvragen van de verklaringen van geen bezwaar aan zich had
gehouden. Bewust hebben wij echter de lijdzame koers gevolgd en u
daartoe geen voorstel gedaan.
Wat nu in concreto gebeurt, is, dat de betrokkene gebruik maakt van
zijn democratische rechten om tegen de beslissing van Gedeputeerde
Staten op te komen op grond van de wet Arob. Wij vinden het vol
komen terecht en in overeenstemming met de voorgeschiedenis wanneer
wij - in dit kader opgeroepen door Gedeputeerde Staten - het
initiatief van de heer Haast blijven ondersteunen; temeer, omdat
Gedeputeerde Staten bij hun beslissing van de onjuiste veronder
stelling uitgaan, dat er sprake zou zijn van een tuincentrum in
plaats van een hoveniersbedrijf. Ik hoop dat deze zaak nu duidelijk
is en dat u dat accepteert.
De heer VAN DER MEIJS: Ik meen begrepen te hebben dat g.s. hun uit
spraak hebben gedaan op grond van alle bekende gezichtspunten waar
onder ook het feit dat er sprake is van een hoveniersbedrijf
i.p.v. een tuincentrum. Ik concludeer danook dat er geen nieuwe
gezichtspunten zijn. Naar onze mening had u de heer Haast beter
kunnen adviseren met deze zaak te stoppen omdat het toch geen zin
heeft. Dat u tijdens de hoorzitting uw standpunt niet verandert,
vinden wij reëel.
VOORZITTER: Wij proberen een burger, indien mogelijk, zoveel moge
lijk te helpen. Indien wij ons bij iedere negatieve uitspraak van
g.s. hadden neergelegd dan zou bijvoorbeeld de heer Brans geen
taxibedrijf hebben gehad. Er zijn meerdere voorbeelden bekend waar
bij uiteindelijk g.s. zijn teruggefloten. Het college van g.s. kan
het ook weieens bij het verkeerd eind hebben.
De heer VAN DER MEIJS: T.a.v. de zaak van de heer Brans had u een
duidelijke visie. T.a.v. van het hoveniersbedrijf had u geen duide
lijke visie en liet u het beleid over aan de provincie.
VOORZITTER: Wij hebben een zeer duidelijke visie in dezen. Indien
wij alles van tevoren wisten dan zou het heel gemakkelijk zijn.
Niets meer aan de orde zijnde, sluit de VOORZITTER de vergadering
met gebed.
secretaris
voorzitter