GEMEENTE RUCPHEN
Dpening
Notulen
VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD
op dinsdag 28 maart 1989, om 19.00 uur.
Voorzitter: W. du Chatinier, secretaris: mrL.M. Cooijmans.
Aanwezig: J. Verpaalen (wethouder), A. Schijven (wethouder),
A. Konings (wethouder), H. van Miert, D. Luijkx, C. de Smidt
W. Kools, J. ErmenJ. Vermunt-SchrauwenD. de Jong, L Gabriels,
A. Roks, C. Marijnissen, C. Brouwers, W. Braat, A. Jansen, M. van
der Meijs en P. Vroegrijk.
Afwezig: C. Vissenberg.
Opening van de vergadering
De VOORZITTER opent de vergadering met gebed en deelt mede dat de
heer Vissenberg vanwege ziekte afwezig is.
Vaststelling van de notulen van de vergadering van 28 februari 1989
De heer ERMEN: Wij zouden het op prijs stellen indien de laatste
alinea van de rondvraag van de heer Van der Meijs alsnog in de notu
len wordt opgenomen.
VOORZITTER: De notulen zijn een beknopte en zakelijke weergave van
hetgeen besproken is. De notulist maakt een selectie hieruit en was
van mening dat de betreffende woorden niets aan de discussie veran
derden. Wij delen deze mening, maar als de raad van mening is dat de
betreffende alinea wel moet worden opgenomen, dan zal dit
plaatsvinden
De heer ERMEN: Wij hebben er respect voor dat de tekst beknopt en
zakelijk gehouden wordt. Naar ons idee zijn de woorden van de heer
Van der Meijs wel van essentieel belang. Wij verzoeken u danook om
dit in de notulen van 28 februari jl. op te nemen. Graag verneem ik
de mening van de andere fracties.
Hierna citeert de VOORZITTER de betreffende woorden van de heer Van
der Meijs en zichzelf zoals die in de raadsvergadering van 28 febru
ari zijn uitgesproken:
"De heer VAN DER MEIJS: Ook de raad heeft een eigen verantwoorde
lijkheid in dezen.
Dan is toch het gevoel van mij goed geweest, als ik uit de kerk kom,
dat de uitspraken die in de kerk gedaan worden toch meer overeen
komen met het programma van de Partij van de Arbeid en de daden die
de Partij van de Arbeid voorstelt dan met die van de rest van het
college
VOORZITTER: In het verleden is er gesuggereerd dat het C.D.A. het
evangelie zou monopoliseren. Ik vind dat onjuist. Dit is een gedach
te die mij niet aanspreekt. Uw kwalificatie vind ik nog meer on
juist. Ik ben zeer betrokken bij het kerkelijke gebeuren en niet bij
de P.v.d.A. Ik zou daarmee niet willen stellen dat ik dan een meer
of minder goede gelovige zou zijn. Zover zou ik niet willen gaan."
De raad is van mening dat het gesprokene van essentieel belang is en
aldus in de notulen dient te worden opgenomen.
Met inachtneming van het bovenstaande worden de notulen conform het
concept vastgesteld.
(RUCPHEN, SCHIJF, SPRUNDEL, ST. WILLEBRORD, ZEGGE)