- 10 -
3. Deze zaak is ook besproken in de vergadering d.d. 30 oktober
1989 van de gemeentelijke portefeuillehouders voor volkshuisves
tingszaken. Het aldaar besproken (nieuwe) voorstel behelst een
beperkte starttaak van de R.V.C., voorlopig voor 3 jaar, gericht
op
a. het deelnemen in overleg tussen de R.V.C.'s met het oog op
een gecoördineerde belangenbehartiging in de P.V.C. (Provin
ciale Volkshuisvestingscommissie)
b. het behartigen van de gezamenlijke gemeentelijke belangen op
het terrein van de volkshuisvesting;
c. het desgewenst ondersteunen van individuele gemeenten bij de
behartiging van de gemeentelijke volkshuisvestingsbelangen,
voor zover die niet strijdig zijn met de gezamenlijke gemeen
telijke belangen;
d. het plegen van overleg over de realisering van de gemeente
lijke nieuwbouw- en verbeteringsprogramma's en de onderlinge
uitruil van de betreffende contingenten.
In deze vergadering is door de gemeentelijk vertegenwoordiger
gesteld, dat de raad zich in het nabije verleden heeft uitge
sproken tégen de oprichting van een R.V.C. en dat dit standpunt
nog steeds overeind staat. Echter, met de kanttekening, dat het
huidige voorstel iets in zich heeft van de door Rucphen destijds
(1985-1986) aangedragen variant: een R.V.C. met beperkte taak
stelling, ingesteld voor bepaalde tijd (waarna evaluatie) en
opererend tegen minimale kosten.
In genoemd voorstel is de taakopdracht onzes inziens te ruim
geformuleerd; naar onze mening zou die in ieder geval beperkt
moeten blijven tot de onderdelen onder a. en d.
Voorts is daar het kostenaspect. De kosten van een volledig
opgetuigde R.V.C. werden destijds geraamd op f 160.000,per
jaar; een R.V.C. met de hiervoor omschreven beperkte taak
opdracht zou per jaar f 100.000,gaan kosten. Wanneer er een
R.V.C. moet komen, zal de baat daarvan tegen de kosten moeten
worden afgewogen. Het genoemde kostenbedrag gaat o.i. deze baat
ver teboven.
4. Het moge duidelijk zijn, dat wij thans de nadere voorstellen van
de zijde van het streekgewest met belangstelling tegemoet zien.
Met name wachten wij af, hoe het streekgewest zal omgaan met de
opmerkingen, die tijdens genoemde bijeenkomst zijn gemaakt door
de diverse vertegenwoordigers van de in het streekgewest deel
nemende gemeenten. U zult begrijpen dat wij pas daarna met een
nader gefundeerd voorstel aan de raad zullen kunnen komen.
5. Ter geruststelling van het C.D.A. tot slot nog het volgende.
Wanneer er een R.V.C. moet komen, kan dat alleen met medewerking
van de raad omdat hiervoor de gemeenschappelijke regeling moet
worden gewijzigd. Eén voorbehoud moet hierbij worden gemaakt:
wanneer 3/4 van de deelnemende gemeenten elkaar ter zake vinden,
zijn de resterende gemeenten aan dat besluit gebonden.
De heer ERMEN: U geeft in feite een antwoord op hetgeen wij op een
rustig moment hadden willen bestuderen om er daarna in de raad over
te discussiëren. De grote lijnen en de procedures met betrekking
tot besluitvorming naar de gewestraad inzake gemeenschappelijke
regelingen zijn bij ons ook bekend, maar u geeft nu juist een heel
scala van argumenten en u geeft ook aan dat er in feite de gedachte
leeft om een lichtere vorm van samenwerking op dat terrein te gaan