- 4 -
11. Bestemmingsplan Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kampeerterrein
Posthoorn De Posthoorn" (Rucphen)
De heer VISSENBERG: Wij zijn tegen dit voorstel. Voor onze fractie
wegen de belangen van het milieu zwaarder dan de economische
belangen. De economische noodzaak van de uitbreiding is niet aange
toond. De uitbreiding legt een te grote druk op de Rucphense
bossen. De eigenaar van De Posthoorn moet eerst zorgen voor de
voorgeschreven randbeplanting en voldoen aan de voorschriften
volgens de hinderwet.
In de toelichting wordt niet meer over het landschapsplan gespro
ken. Op 3 juni 1969 deelde de minister van Volkshuisvesting uw
college mede akkoord te gaan met de oprichting van een kampeer-
bedrijf onder de volgende voorwaarde: "Ik teken hierbij aan dat
naar het oordeel van gedeputeerde staten van Noord-Brabant de
realisatie zal moeten geschieden overeenkomstig het bijgevoegde
inrichtings- en landschapsplan van juni 1968". Verder stelt u dat
pas bij de inwerkingtreding van de Kampeerwet op 21 december 1987
geconstateerd werd dat er 225 i.p.v. 285 standplaatsen waren toege
staan maar dat u er van uitging dat dit door de provincie werd
gedoogd. Was de gemeente van te voren niet van dit aantal op de
hoogte i.v.m. de aanslagen woonforensenbelasting?
Via de pers hebben wij vernomen dat onze eigen trimverenigingen
geen vergunning meer krijgen om hun sport in wedstrijdverband in de
Rucphense bossen uit te oefenen. De eigen bewoners wilt u weren uit
de bossen. Wij vinden het een slechte zaak dat u aan deze mensen
geen vergunning meer wilt verlenen en aan het vergroten van een
camping wel toestemming geeft.
De heer BROUWERS: Het betreft hier een slepende kwestie waaraan dit
voorstel een einde kan maken. Voor zover mij bekend is er niemand
op tegen behalve enkele bewoners van de Rucphense bossen en de
NatuurwerkgroepDe camping is economisch gezien van groot belang.
Door de regering wordt er van alles aan gedaan om het toerisme te
bevorderen. Niemand kan aantonen dat deze camping nadelig is voor
onze gemeenschap.
De heer VAN DER MEIJS: Wij zijn op zich niet tegen de uitbreiding
van de camping of tegen uitbreiding van de recreatie. Wij zijn
echter van mening dat op een bewuste manier gebruik moet worden
gemaakt van de natuur. Wij kiezen bewust voor een consequent
natuurbehoud en wij houden zoveel als mogelijk vast aan eerder
ingenomen standpunten. Dit gaat soms ten koste van individuele
wensen en belangen. Wij vinden dat aan de gestelde beplantings-
eisen, c.q. breedte van de randbeplanting moet worden voldaan. Is
het juist dat u middels hinderwet- en kampeervergunning deze
afstand op sommige plaatsen hebt teruggebracht tot 5 meter?
Op 21 december 1987 kwam u tot de ontdekking dat er 60 caravans te
veel aanwezig waren, maar u wist niet hoelang die daar al stonden.
Uw schuift de verantwoordelijkheid geheel door naar de provincie.
Heeft de gemeente ook niet zelf verzuimd toezicht te houden op de
voorschriften van het bestemmingsplan Rucphense bossen? In het plan
van 1980 staat immers ook het aantal van 225 stuks vermeld. Bent u
niet van mening dat u als gemeentelijke overheid andere overheden
op misstanden c.q. wetsovertredingen dient te wijzen. U vraagt dit
immers ook voortdurend aan onze burgers. Wij vragen u deze morele
plicht in de toekomst te aanvaarden en veel meer controlerend op te
treden