- 16 - VOORZITTER: Het overleg met alle 18 gemeenten is afgerond. Volgens de gewijzigde Wet Gemeenschappelijke Regelingen (W.G.R.) moet de huidige regeling voor 1 januari 1990 zijn aangepast. Om de regeling tijdig tevoren te kunnen beoordelen hebben gedeputeerde staten bepaald dat de regeling uiterlijk 31 maart 1989 bij dit col lege moet zijn ingezonden. In verband met deze termijnstelling streeft het streekgewest ernaar de herbezinning en de totstandkoming van een aan de gewijzigde W.G.R. aangepaste regeling af te ronden vóór 1 januari 1989. In welke maanden wij deze zaak in commissie en raad aan de orde kun nen stellen, kunnen wij nog niet zeggen omdat wij nog niet bekend zijn met de voorgenomen werkwijze en termijnstelling door het d.b. van het streekgewest m.b.t. de van die zijde te verwachten voorstel len. Wel kunnen wij u toezeggen, dat wij deze materie, vóórdat deze in de raad wordt behandeld, zeer zeker in de commissie bestuurlijke zaken ter discussie zullen stellen. Commissie ftscf.'vc'oadering ie ie :.e: secretaris a.Uc De heer JANSEN: Eind vorig jaar hebben de Brabantse Milieu Federatie alsmede een vijftal milieugroeperingen uit de regio aan de bel ge trokken bij de colleges van b. en w. van Rucphen en Etten-Leur over het verdwijnen van landschapselementen met de aantekening "te hand haven" in de ruilverkaveling Etten-Leur/RucphenGraag willen wij vernemen van uw college of en zo ja op welke wijze op de bewuste brief is gereageerd en wat de mening van uw college ter zake is. VOORZITTER: Om twee redenen is niet gereageerd op de door u bedoelde brief d.d. 18 oktober 1987. Op de eerste plaats is die brief be schouwd als een oproep in het algemeen aan ons college om een effec tief beleid te ontwikkelen op het terrein van de bescherming van landschapselementen. Dit als ondersteuning van de brief welke ge richt is aan de landinrichtingscommissie ruilverkaveling Etten- Leur-Rucphen en welke ons ter kennisneming is toegezonden. Ten tweede is ons het antwoord bekend dat bedoelde landinrichtings commissie gegeven heeft. De strekking van dat antwoord wordt door het college onderschreven. Voor zover daarin sprake is van taken voor de gemeente menen wij dat ons standpunt genoegzaam bekend is bij met name de Natuurwerkgroep gemeente Rucphen. In onze brieven van respectievelijk 25 januari 1985, 6 januari 1987 en 30 maart 1987 zijn wij uitvoerig ingegaan op vragen betreffende de onderhavige problematiek. Wanneer u daar prijs op stelt zal ik u graag een copie van bedoelde brieven ter beschikking stellen. De heer JANSEN: Ik betreur het toch dat op de betreffende brief niet is gereageerd. De Brabantse Milieufederatie en de milieugroeperingen verdienen een betere behandeling. Ik zou graag een copie van de betreffende brieven in mijn bezit krijgen. De VOORZITTER zegt dit toe. Niets meer aan de orde zijnde, sluit de met gebed. vergadering de voorzitter. de secretaris,

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1988 | | pagina 26