volkshuisvesting. Wij hebben met name aandacht gevraagd voor de huisvestingsproblematiek van de oudere mens en de problematiek omtrent de eventuele verkoop van huurwoningen. Ook al besluit de raad tot verkoop van woningwetwoningen dan is voor de verkoop ervan toch de instemming van de Woningstichting nodig. Wij kunnen de W.S.R. wel verhinderen huurwoningen te verkopen maar wij kunnen haar niet dwingen tot verkoop over ta gaan. In de notulen is exact weer gegeven wat de heer van der Meijs heeft gezegd. Ik ben van mening dat mijn opmerkingen over het programma van de P.v.d.A. in die contekst erg relevant waren. De heer van der MEIJS: In de notulen staat duidelijk vermeld wat ik gezegd heb. Ik heb het echter zo niet precies bedoeld. Wij dienen vooraf te constateren wat wij precies willen weten. Daarom hebben wij drie duidelijke vragen gesteld. Het onderzoek waarvoor nu de op dracht is gegeven is m.i. te algemeen om er straks duidelijke con clusies aan te kunnen verbinden. P De heer MARIJNISSEN: Ik snap niet wat de P.v.d.A. nog meer wil weten. Wij vragen in ons voorstel om de voor- en nadelen van een verkoopbeleid, wat de specifieke nadelen zijn voor de exploitatie van de Woningstichting en wat de nadelen zijn voor het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid voor huurders en toekomstige huurders. Wij vragen om verkoopmodellen in relatie tot aantallen, prijsklassen, wijken enzovoort. Ik zie niet in wat er nog meer op tafel moet ko men. De P.v.d.A. moet m.i. zeer tevreden zijn omdat het onderzoek door een extern bureau zal plaatsvinden. VOORZITTER: Wij zullen proberen deze tijdsplanning te halen. Het rapport zal waarschijnlijk binnen twee maanden gereed zijn waarna er een voorstel aan de raad zal worden gedaan. Hierna gaat de raad akkoord met het voorstel. 0,Art.37 R.v.O Behandeling van vragen, gesteld ingevolge artikel 37 van het regle ment van orde voor de raadsvergaderingen. De heer ERMEN: Op 21 januari j.l. is er overleg geweest tussen onze gemeente en een afvaardiging van het streekgewest aangaande een her- bezinning over taak en plaats van het streekgewest. In dit overleg 9 is een notitie van onze gemeente onderwerp van gesprek geweest. Hierin wordt ondermeer gesteld dat Rucphen zich achter de specifieke onderwerpen -ter bespreking- van de zogenaamde "Wouwse gedachte" schaart Inmiddels -nemen wij aan- heeft een afvaardiging van het streek gewest met alle 18 gemeenten dit overleg gevoerd. Wij hebben tevens begrepen dat: a. de afronding van de discussie in de eerste fase (inventarisatie wenselijkheden) voor de zomer dient te zijn afgerond; b. het voorstel m.b.t. een eventuele nieuwe inhoud van de W.G.R. voor 1 januari 1989 verplicht gereed dient te zijn. Teneinde de betrokkenheid van onze gemeente bij deze discussie te vergroten, vragen wij uw college het volgende: 1. Bent u bereid deze materie ter discussie aan de orde te stellen in een van de eerstvolgende commissievergaderingen "bestuurlijke zaken"? 2. Bent u bereid de uitkomsten van deze discussie aan de orde te stellen in de raadsvergadering van mei of juni?

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1988 | | pagina 25