- 3 -
De heer ERMEN: Wij hebben begrip voor zowel de poging van wethouder
Schijven om het budget voor 3 jaar vast te leggen als voor de
intentie om het te proberen. Het is voor de raad een punt van zorg
om de pijn voor de welzijnssector te verzachten. Er blijft een ver
schil van interpretatie omtrent hetgeen ons in de toekomst staat te
wachten. Daarenboven blijft de raad natuurlijk beschikken over het
budgetrecht bij de jaarlijks terugkerende begrotingsbehandeling.
Het raadsvoorstel luidt: "Voorstel tot het vaststellen van het
programma sociaal-culturele activiteiten 1989 alsmede de le
wijziging". Hiermede is noch het beleidsplan welzijn aan de orde,
noch de bepaling van het budget voor de jaren 1990 en 1991. Bij de
algemene beschouwingen is door het college toegezegd om de beleids
nota welzijn aan de raad ter vaststelling voor te leggen, zo moge
lijk in het 4e kwartaal van 1988. Wij hebben er begrip voor dat dit
niet is gelukt maar het is voor ons moeilijk om over budgettering te
praten zonder dat een beleidsplan aan de orde is gesteld. In de
commissievergaderingen van 22 juni 1988 en 22 augustustus 1988
hebben wij aangegeven dat wij geen problemen hebben met budget
tering, ook niet voor de middellange termijn 1990 en 1991. Een
budget moet echter gebaseerd zijn op een door de raad vastgesteld
beleidsplan
De heer MARIJNISSEN: Wij vinden het programma sociaal-cultureel werk
inhoudelijk goed. Wij hebben al verschillende malen verwoord dat wij
rust willen binnen het sociaal-cultureel werk. Deze rust kan bereikt
worden wanneer hier budgettering aan ten grondslag ligt. Wij weten
dan ook waar wij aan toe zijn en wat het sociaal-cultureel werk ons
waard is. Men kan zich natuurlijk afvragen of men bij het vast
stellen van het programma voor 1989 ook de budgetten moet bepalen
voor 1990 en 1991. Wij zouden hiervan een groot voorstander geweest
zijn wanneer dit tot de mogelijkheden had gehoord. De onzekere
factoren dwingen ons om een slag om de arm te houden. Wij zijn blij
dat uw college de intentie heeft om ook in de jaren 1990 en 1991 de
sector welzijn zoveel mogelijk te ontzien. Dit biedt toch de nodige
garanties. De maatregelen m.b.t. de herverdeeleffecten kunnen in de
beleidsnota welzijn meegenomen worden.
De heer VISSENBERG: Wij vinden ook dat er nu eindelijk rust moet
komen bij het sociaal-cultureel werk. Bij nóg verdergaande bezuini
gingen kunnen wij niet meer spreken over "welzijn".
Wij stemmen er mee in dat er door dit voorstel geen belastingver
hogingen komen. Het feit dat de halve formatieplaats zeker nog voor
enige tijd behouden blijft, vinden wij een goede zaak. Tot slot
sluiten wij ons aan bij het pleidooi van de heer Marijnissen in de
commissievergadering welzijn aan het adres van het S.K.W.-
StWillebrord. De inzet en de werkwijze van dit S.K.W. is een voor
beeld voor de andere.
Het valt ons eigenlijk op dat de commissie positief heeft gereageerd
op het oorspronkelijke voorstel terwijl uw college hier nu toch van
afwijkt. Hebben de commissies dan nog zin?
De heer VAN DER MEIJS: Wij bekijken het sociaal-cultureel werk van
twee kanten. Wat gaat het onze inwoners kosten aan belastingen en
andere verhogingen en hoe ver moet het budget gaan. In ons stappen
plan hebben wij aangegeven hoe wij daar over denken. Er moet heel
voorzichtig worden omgesprongen met belasting- en tariefsverho
gingen. Er moet een beleidsplan vastgesteld worden waarin weerge
geven wordt hoe het verder moet met het sociaal-cultureel werk.