- 10 - Wethouder VERPAALEN: Deze zaak heeft zowel binnen de commissie als van de zijde van de pers de nodige aandacht gekregen. Ik zal er nader op in gaan en de hele situatie proberen te schetsen. De gang van zaken rondom de totstandkoming van een bestemmingsplan is ingewikkeld en neemt lange tijd in beslag. Toen bil de planning van de woningbouw voor 1987 bleek, dat we zonder gebruikmaking van het onderhavige stuk grond in 1987 geen sociale woningbouw in Zegge tot stand zouden kunnen brengen is voor dit gebied met spoed een herziening van het bestemmingsplan voorbereid. Ten aanzien van het onderhavige gebied speelt een voor ons nog vrij nieuwe zaak: de toepasselijkheid van de Wet Geluidhinder. Dat maakte, dat een akoestisch onderzoek moet plaatsvinden, in casu gevolgd door een ontheffingsprocedure ex artikel 83 van de wet. Een en ander was echter pas mogelijk nadat wij konden beschikken over een bebouwingsschets van het onderhavige gebied. In overleg met de stedebouwkundige werd,in overeenstemming met de provin ciale richtlijnen, de huidige behoefte en de uitgangspunten van de struc tuurschets Zegge, een bebouwingsschets opgesteld, welke als basis diende voor de procedure ingevolge de Wet Geluidhinder. Dit resulteerde in december 1986 in een verzoek aan de minister van VROM om vaststelling van een hogere grenswaarde. De verdere tijdsplanning ten aanzien van het onderhavige plangebied zag er als volgt uit: - planvoorschriften en -toelichting gereedmaken: januari/februari 1987; - kredietaanvrage (goed te keuren door Gedeputeerde Staten): januari/ februari 1987; - voorbereidingsbesluitmaart 1987; - bouwrijpmaken: mei/juni 1987. Halen wij deze tijdsplanning, dan zullen wij in 1987 3 stuks sociale woningen kunnen bouwen aan de westzijde van het onderhavige plangebied. Halen wij deze planning niet, dan zullen deze 3 woningen wellicht ver loren gaan. Tot nu toe ziet het er allemaal positief uit. We kunnen echter de proce dure niet stoppen, want dan liggen we eruit. Wanneer er dus inspraak wordt gewenst danwel bezwaren worden ingediend tegen het bestemmingsplan of het straks in te dienen bouwplan, moeten we niettemin doorgaan met hetgeen we in voorbereiding hebben, er rekening mee houdend, dat uit eindelijk gedeeltelijke herziening of een algeheel nieuw plan noodzake lijk kan zijn. Toen de RVP op 22 januari 1987 bij ons een alternatief plannetje in diende, zijn wij inderdaad doorgegaan met onze eigen planning; de reden daarvan moge duidelijk zijn. Dat wil echter geenszins zeggen, dat wij uw plan niet serieus hebben genomen. Wij hebben onmiddellijk opdracht gegeven dit plan intern op al zijn merites te bezien, er werd advies gevraagd van de stedebouw kundige en het wachten is nu alleen nog op het advies van de politie, waarna de uiteindelijke beoordeling door ons college zal volgen. Samenvattend meen ik te kunnen stellen, dat aan uw plan een veel méér dan normale aandacht wordt besteed. U hebt bovendien kunnen profiteren van het feit dat u als raadslid in een wel zeer vroegtijdig stadium de beschikking kon krijgen over een afdrukje van het ontwerpplan. Wij moeten er niet aan denken, dat er meerdere personen of groeperingen in een zo vroeg stadium met alternatieven zouden komen en daarbij zouden verlangen, dat eerst hun alternatief volledig wordt gekeurd alvorens de ingeslagen weg te vervolgen. Uiteindelijk zou je dan met z'n allen rond de tekentafel moeten gaan zitten en ik zie op die manier geen plan tot stand komen.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1987 | | pagina 23