-3- De heer VAN MIERT: Wij kunnen ons meer vinden in de woorden van de heer Marijnissen dan in de woorden van de heer Ermen. Wethouder KONINGS: In het raadsvoorstel staat vermeld dat het team onderkent dat het voorstel misschien wel nadelige effecten kan hebben voor de jongste teamleden. Dit zou uiteindelijk misschien ook gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit van het onderwijs. Het team is echter akkoord gegaan met de voorliggende regeling. De VNG is tot dit concept gekomen na advies van het Contactcentrum Bevordering Openbaar Onder wijs. Deze afvloeiingsregeling wordt ook in de meeste andere gemeenten gehanteerd. Er zal voorlopig zeker nog geen gebruik van deze regeling gemaakt behoeven te worden. De school zal eerst nog aanzienlijk uit gebreid moeten worden voordat uitbreiding van personeel plaats zal vinden. Daarna kan pas de afvloeiing aan de orde komen. De heer MARIJNISSEN: De afvloeiing is nu inderdaad nog niet aan de orde maar we moeten nu een regeling voor de toekomst vaststellen. Indien na uitbreiding van het aantal leerlingen een uitbreiding van het personeel aan de orde is, kan het gebeuren dat men eerder naar het aantal onder wijsdienstjaren kijkt dan naar kwaliteiten. Iemand met een groot aantal dienstjaren zou inderdaad een heel team voorbij kunnen streven. Komt daarna afvloeiing aan de orde dan kan het zijn dat de laatstbijgekomene mag blijven terwijl iemand die meegewerkt heeft aan de opbouw van de school moet verdwijnen. De heer ERMEN: Ik ben het eens met de heer Marijnissen dat subjectieve maatstaven vermeden moeten worden bij de benoeming van een nieuwe leerkracht. Het is nog de vraag of dit met een ander systeem is uit te bannen. Toch wil ik hier naar voren brengen dat oudere leerkrachten met veel onderwijservaring dan mogelijkerwijs geblokkeerd worden in het opdoen van nieuwe onderwijservaring. Aan beide systemen zitten voor- en nadelen. De totale onderwijservaring moet voor ons een factor blijven die mee kan tellen in het totale beroepsprofiel en carrière van de desbetreffende docent. Indien dit toch tot subjectieve redenen voor aanstelling zou leiden dan duidt dit op bestuurlijke zwakheid. Wethouder KONINGS: Aan beide regelingen zitten voor- en nadelen. Na ampele overwegingen en na bespreking met het team zijn wij tot onze keuze gekomen. Hierna gaat de raad akkoord met het voorstel. De heer JANSEN: Graag zou ik nu een voorstel van orde indienen omdat we nu een paar belangrijke agendapunten te behandelen krijgen waarover wij ook vragen hebben gesteld in de algemene beschouwingen. Wij stellen dan ook voor om nu verder te gaan met agendapunt 19beantwoording in eerste termijn, alvorens de agendapunten 9 t/m 18 aan de orde te brengen. Zodoende kan op uw beantwoording worden ingespeeld en wordt mogelijk dubbel werk voorkomen. De heer ERMEN: Het is niet conform de afspraken die wij gemaakt hebben. De heer MARIJNISSEN: In de commissie welzijn hebben wij ook naar voren gebracht dat behandeling van de nog te behandelen punten beter na be antwoording in eerste termijn van de algemene beschouwingen kan plaats vinden. De heer Schijven deelde toen mede dat dit niet conform de afspraken was, vandaar dat wij de voorgestelde agendavolgorde willen handhaven De heer VAN MIERT: Wij zijn er ook voor de volgorde van de raadsagenda te handhaven. VOORZITTER: Het college stelt voor om de oorspronkelijke agendavolgorde te handhaven. Ik zie dat de heer Jansen niet om stemming vraagt, het geen getuigt van realiteitszin.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1987 | | pagina 159