1
I De P.v.d0A stelt, dat zij vooral de laatste weken een vieze
bijsmaak heeft overgehouden van de manier waarop in deze ge-
meente met bestemmingsplannen wordt omgesprongen. Het lijkt
j er echter meer op, dat dit gevoelen een gevolg is van onvol-
doende bekendheid met een aantal zaken, de ruimtelijke ordening
I betreffende. Wanneer gesteld wordt, dat bestemmingsplannen moeten
worden uitgevoerd en gehandhaafd, onmiddellijk nadat de raad
tot vaststelling heeft besloten, dan^niskent U daarmee de wet;
de wet, welke zegt, dat bestemmingsplannen en bestemmingsplan-
bepalingen eerst rechtskracht verkrijgen wanneer ze onherroe
pelijk zijn, d.w.z. nadat de beroepstermijn voor het Kroon-
beroep is verstreken of nadat de Kroon in beroep heeft beslist.
Wanneer U bezwaar maakt tegen het begrip "toverformule",
dan miskent U een binnen het kader van de ruimtelijke ordening
gebruikelijke omschrijving voor een vrijstellingsbepaling, welke
volgens de jurisprudentie van de Kroon steeds aan een in algemene
bewoordingen gesteld gebruiksvoorschrift móet worden verbonden.
Dit heeft niets te maken met de toepassing van trucs.
komt U tot onjuiste bevindingen en
Uit de door U gekozen bewoordingen distilleren wij een algemene
beschuldiging aan het adres van B W als zouden wij het met
de toepassing van de bestemmingsplannen en - procedures niet
zo nauw nemen. Deze beschuldiging wijzen wij volstrekt van de
hand. Wij zijn van mening, dat wij terzake, mede gelet op de
beschikbare middelen en menskracht, een juist en redelijk
beleid voeren.
Dat neemt niet weg, dat in een concreet geval weieens verschil
van mening kan ontstaan - met bijv. de Arob-rechter - over de
interpretatie van voorschriften of dat aan zo een voor
schrift onvoldoende recht wordt gedaan. Wanneer daarbij wordt
gedoeld op de fietspadenkwestie, dan merk ik op, dat;
- na het ontdekken van het verzuim onmiddellijk het nodige in
het werk is gesteld om alsnog tot het verlenen van een aanleg-
vergunning te komen;
- wij in antwoord op de door U gestelde vragen onmiddellijk
openheid van zaken hebben gegeven en genoemd verzuim ruiterlijk
hebben toegegeven.
Wij ontkennen echter, dat door de aanleg van het fietspad
in de Rucphense bossen gehandeld zou zijn in strijd met het
betreffende bestemmingsplan. De aanleg van fietspaden behoort
in dit plan uitdrukkelijk tot de mogelijkheden en is daarom
daarmee in overeenstemming.
Wat betreft het gebruik van kampeermiddelen op de camping de
Oliepot voor permanent gebruik merken wij het volgende op.
Reeds geruime tijd geleden hebben wij geconstateerd, dat ter
plaatse door een aantal personen werd gewoond, zonder onze
toestemming en zonder daartoe overigens gerechtigd te zijn.
Met de betreffende ondernemer zijn wij vervolgens in contact
getreden,waarna afspraken zijn gemaakt ter voorkoming van
verdere permanente bewoning en ter sanering van bestaande
gevallen. Wij zullen onderzoeken of de aanwezigheid van de
brievenbussen duidt op verdergaande klandestiene bewoning
en zullen in het bevestigend geval daartegen maatregelen
treffen.