-7- de raad ("bijvoorbeeld door deze verordening in januari 1986 eens een keer te evalueren)? We hebben het idee dat zelfwerkzaamheid nogal nadrukkelijk wordt gestimu leerd. We vragen ons af of in artikel 2.9. (blz. 12) de daar gegeven opmer kingen en toelichting gedaan zijn conform het advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Verder nog bijzondere aandacht van het college voor een punt dat in de praktijk wat problemen blijkt op te leveren. Er schijnen wat overgangs— problemen te zijn met betrekking tot de oude en nieuwe regeling. Zijn aanvragers die eind november een aanvrage wilden indienen daarvan weer houden in het licht van de nieuwe verordening? Is het nu niet zo dat zij blijkens deze nieuwe verordening niet meer in aanmerking komen voor die zelfde aanvrage. Aldus de heer ERMEN. Ee heer SCHIJVEN: Uit de stukken hebben we op kunnen maken dat aan priori teiten op dit gebied voorrang zal worden verleend. VOORZITTER: Provinciale staten moeten nog beslissen over de Verdelingsver ordening en het Volumebesluit. Het voornemen van gedeputeerde staten is om 70% van de beschikbare middelen naar de gemeenten over te hevelen en J0% in een fonds te storten voor onvoorziene casu quo incidentele projecten. De concrete criteria zijn nog niet precies bekend, maar ze zullen wel ruim zijn. Onder de oude regeling was een centrale verwarmingsinstallatie alleen sub sidiabel in samenhang met tenminste drie andere voorzieningen, dus ingeval van een zeer grondige verbetering. Hiervan werd maar zeer sporadisch ge bruik gemaakt. Aanleg van een centrale verwarmingsinstallatie op zich is in geen enkele subsidieregeling van het rijk opgenomen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten adviseerde dit extraatje te schrappen uit louter praktische overwegingen. Wij zullen in de Hefboom de nodige informatie geven om in deze ingewikkelde materie helderheid te verschaffen. Nadere inlichtingen zijn ook te ver krijgen bij de desbetreffende ambtenaren. Op de verschillende vragen van de heer Ermen wil ik als volgt antwoorden: Er is daadwerkelijk onderzocht of er binnen onze gemeente sprake is van kleinere monumenten, beeldbepalende panden of milieuhinderlijke bedrijven en wel binnen het kader van de structuurschetsen. De enige monumenten in deze gemeente zijn de kerktoren van Sprundel, de Sprundelse Molen en een boerderij in de Achterhoeksestraat. Dit zijn monumenten in het kader van de monumentenwet. De gemeente kent geen stads- en dorpsgezichten in de zin van de Monumentenwet, dus ook geen woonhuismonumenten en beeldbepalende panden. De desbetreffende rijksbegrotingsgelden zijn per 1 januari 1985 opgegaan in de gemeentelijke en provinciale fondsen. Zou de gemeente geld beschikbaar stellen voor monumenten en beeldbepalende panden buiten de aangewezen stads— en dorpsgezichten, dan zouden die kosten voor rekening van de gemeente komen zonder dat daar enigerlei subsidie tegenover staat. Van milieuhinderlijke bedrijven, welke zouden moeten worden verplaatst, is niet gebleken; voor LPG-installaties geldt een afzonderlijke regeling, die uitvoerig werd toegelicht in de jongste vergadering van de milieucom missie. Zie het verslag van deze commissie. Voor het buiten-beschouwing-laten van sociale- en culturele instellingen, huurders- en woningcorporaties hebben wij geen fundamentele beweegredenen doch louter praktische, omdat binnen de dorpsvernieuwing deze instellingen geen directe taak toebedeeld krijgen.^Artikel 1.2 van de subsidieverorde ning maakt het mogelijk voor de raad om geld voor deze instellingen be schikbaar te stellen. Wel is het dan noodzakelijk althans voor directe betaling uit het provinciaal deel van het gemeentelijk dorpsvernieuwings— fonds - om de subsidieverordening aan te vullen. Waarom het principe "wie het eerst komt het eerst maalt" gehanteerd. Wij zijn voornemens u voor te stellen een zodanig geldvolume beschikbaar te stellen voor woningverbetering dat daaruit in beginsel, gelet op de erva ringscijfers, alle aanvragen kunnen worden gehonoreerd. In de loop van het

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1985 | | pagina 7