De heer LUIJKX: Algemeen Belang is blij dat de bestemmingen in overeenstem ming met de uitkomsten van het distributieplanologisch onderzoek woi>- den vastgesteld. De heer ERMEN: Ook het CDA heeft in de commissie haar bezorgdheid over een aantal punten geuit.Ook daarbij stond de haalbaarheid van het project cen traal. Wij hebben een aantal vragen en willen graag zien dat daarover wat meer duidelijkheid kan worden verkregen. Ten aanzien van de woningen vraagt het CDA zich af waarom voor 1/3 van de te bouwen woniigei gegadigden worden gezocht in de regio West—Brabant. Kan het college prioriteit verlenen aan de eigen bevolking en daarbij de kos tenfactor in ogenschouw nemen In hoeverre is de bezetting van de winkels definitief zeker gesteld? Heeft het college voldoende veilig gesteld dat de verkoop van winkeleenheden in de toekomst gebonden blijft aan de eis van branche—vestiging? Acht het college het verstandig om eerder gestelde voo2>- waarden te vertalen in een notariële akte? Biedt dit hetzelfde houvast als wanneer dit ter zake in het gemeentelijk overleg van te voren is afgespro ken? Hoever is de stand van zaken betreffende de premiebeschikkingen van volkshuisvesting voor deze woningen? Acht het college het overhevelen van premie-woningen-B uit St.Willebrord niet in strijd met het beleid om de woningbouw in dat dorp extra te stimuleren? De heer VROEGRIJK: Wij vinden dat de goedkeuring door het college van de bezetting van de winkels niet beperkt moet worden tot 5 jaar maar perma^- nent moet blijven. Ook na die 5 jaar moet worden gekeken naar een evenwich tige verdeling van het winkelapparaat.Wij wijzen in dit verband op het op handen zijnde regionaal informatiesysteem. De heer VAN MIERT: Met het voorstel van de heer Vroegrijk inzake permanente goedkeuring kunnen wij niet ins temmen .Er is een vrije vestiging in het on dernemersschap. Dat een en ander aan banden wordt gelegd gedurende een kor te periode daar kunnen wij mee instemmen maar niet langer dan 5 jaar. Mocht de haalbaarheid van de bezetting van de woningen voor eigen inwoners op een fiasco uitlopen dan wil de WD een wat vrijere vestigingsmogelijk— heid bepleiten.Het moet geen financieel debacle worden. VOORZITTER: Van verschillende zijden is bezorgdheid uitgesproken over de haalbaarheid van de bezetting van de bovenwoningen. Bij de bezetting gaat het er om of er voldoende animo is om zich in bovenwoningen in het kerkdorp Rucphen te vestigen.Daar is enige twijfel over.Vandaar dat wij de ondernemer/belegger in de gelegenheid hebben gesteld om 2/3 ervan voor de inwoners van de ge meente Rucphen te reserveren en l/3 voor de mensen daarbuiten. Het is in het belang van de belegger/ondernemer dat de bovenwoningen worden bezet. Het is een risicovol project. Het is ook in het belang van de gemeente dat de open ruimte opgevuld wordt. Een zekere soepelheid moeten wij hier toch betrachten. Wij vinden de verhouding l/3 2/3 een goede oplossingoBij vol doende belangstelling zal aan inwoners van de gemeente Rucphen zeker de voorkeur worden gegeven. Misschien moeten wij bij zeer geringe animo van Rucphense zijde het getal van l/3 nog wel verhogen want met leegstand is niemand gebaat. De overheveling van de premie-B woningen vanuit St.Willebrord is mede ge beurd omdat in St.Willebrord eerder vraag is naar woningwetwoningen en premie-A woningen. Premie-B woningen gaan in St.Willebrord moeizaam van de hand. Ten aanzien van de vestiging van winkels is ons een vestigingsplan voorge legd waarin een PTT-kantoor en een fotohandel is opgenomen. Of deze er zul len komen moeten we afwachten. Met het distributieplanologisch onderzoek wordt door de ondernemer reke ning gehouden. Een permanente bewaking van de winkelbranches is niet te realiseren. Met de heer van Miert vinden wij een termijn van 5 jaar redeüyk^ Op geen enkele winkel die nu bezet is in welk dorp ook kunnen wij invloed uitoefenen ter zake van een nieuwe bezetting daarin.Wij moeten dan ook voor het onderhavige project - dat niet door ons wordt gesubsidieerd - geen extra voorwaarden inbouwen. Wij moeten met het particulier initiatief en met het ondernemingsrisico wel degelijk rekening houden, vandaar de voorwaarde van 5 jaar0

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1985 | | pagina 58