I -5- Tenslotte moet het mij van het hart, dat de financiële mogelijkheden ont breken om van alles en nog wat onder de werking van de stads— en dorpsver nieuwing te brengen. Ik mag er aan herinneren dat in de commissie ruim telijke ordening en in deze raad is gepleit voors - verhoging van het bedrag, beschikbaar voor verbetering van particuliere woningen; - subsidiemogelijkheid voor contactpersonen bij verbetering van huurwonin^i - subsidiemogelijkheid voor verplaatsing van bedrijven; - subsidiemogelijkheid voor verbetering van huurwoningen door de huurder. Het is ten enenmale onmogelijk om hierop in te gaan. De aanvankelijke ver deling van de rijksgelden zou tot gevolg hebben dat de gemeente Rucphen de beschikking zou krijgen over maar liefst ƒ.440.000, en dat daarmee iets extra's zou kunnen worden gedaan. Door allerlei herzieningen, kortingen en verdelingen is het uiteindelijke bedrag gekomen op slechts ƒ.161.276,=. Hiervan zal ƒ.96.400,worden opgeslokt voor woningverbetering, terwijl naar alle waarschijnlijkheid nogeens ƒ.4.400,= in mindering zal moeten wor den gebracht voor nakoming van lopende verplichtingen (van het rijk). Per saldo resteert dan een bedrag van ƒ.60.476,= waar tegenover staat een uitgavenraming van rond 1,4 miljoen gulden. Het zal duidelijk zijn, dat deze uitkomst er eerder toe zal moeten leiden, dat er zaken worden afgesto ten dan dat er zaken worden toegevoegd aan de werking van de verordening stands- en dorpsvernieuwing. De heer ERMEN: Wij beseffen terdege dat de geldbomen niet tot in de hemel groeien. Het gaat ons om een stukje gelijkberechtiging en wel van huurders van de woningstichting die in woningen wonen van 25 jaar en ouder en waar bij sprake is van bepaalde verbeteringen die ook opgenomen zijn in de Wet stads- en dorpsvernieuwing en welke verbeteringen dan leiden tot een be paalde mate van huurverhoging. Mijn vraag is: is er een gelijke mate van berechtiging ten opzichte van particuliere eigenaren want het is denkbaar dat er ook huurwoningen zijn waar bepaalde eigentijdse aanpassingen cq. verbeteringen aan de orde zijn zonder datvaan automatisch tot huurverhoging zou moeten leiden. Het gaat om een benadering van beide partijen in even wichtige zin. Ik realiseer me terdege dat alles niet direct gehonoreerd kan worden met betrekking tot de financiële middelen, die hier beperkingen opleggen. Maar het gaat om categorieën waarvoor we kunnen zeggen: we treden beide partijen in gelijke benadering tegemoet. Het gaat in dezen om het principe, aldus de heer Eimen. VOORZITTER: Het moet mij van het hart dat de heer Ermen zich moet houden aan het regle ment van orde. Ik heb hem nu laten uitpraten maar ik vind dat mondelinge vragen de bedoeling hebben een korte infonnatie te krijgen. De heer Ermen gaat nu een discussie aan. Daarvoor moet hij het geëigende middel kiezen namelijk de interpellatie. Dan kunnen ook andere raadsleden aan de discussie deelnemen. Ik zeg het nog eens een keer: bij mondelinge vragen stellen de raadsleden de vragen en het college antwoordtdaarop en daarmee is de zaak afgedaan. Wil men het anders dan moet men daarvoor het juiste middel kiezen, namelyk de interpellatie. Daarover beslist dan overigens de raad. We moeten in deze soort situaties deze punten niet tot een soort agendapunt verheffen. Wanneer de heer Ermen op deze zaak wil terugkomen dan moet hij dat doen in de commissie ruimtelijke ordening. De heer ERMEN: Geconstateerd is dat vele bewoners van St0Willebrord-Zuid verrast waren toen het huisvuil op vrijdag na Hemelvaart niet werd opgehaald. Voor zover bekend is het te doen gebruikelijk dat bij het uitvallen van een ophaaldag een en ander wordt verzorgd op een dag daarna, tenzij er voortijdig in de gebrui kelijke bladen een berichtgeving van verhindering heeft gestaan. Van zo'n bekendmaking is nu geen sprake geweest. Het resultaat was dat velen hun huisvuil op straat hadden klaargezet maar het bleef staan met alle gevolgen van dien. We kunnen ons voorstellen dat het organisatorisch niet te doen is om dit voor de ophaaldienst allemaal te realiseren maar een tijdig berichtje

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1985 | | pagina 50