De paeBags: "Daartoe is een commissie benoemd" wordt ge~ vijzigd in: "Daartoe zal een commissie worden be= noemd"« Zie raadsnotnlen van 25 oktober 1983a XIII Verordening rei nigingsheffingen en Gebruiks- en tarievenverorde— ning reinigings dienst. vandaag weer eens in de pers is terug te vinden. Wij zijn ervan overtuigd dat wij, zowel voor de materiële als de imma teriële belangen, een optimaal exploitatiebeleid t.a.v. onze woon wagenbewoners kunnen garanderen. De heer GABRIELS: Akkoord met het voorstel. Hoe staat het met de realisering van kleinere kampen in de gemeente? Gaan de grote re gionale kampen verdwijnen? De heer VAN MIERT: Het behoeft geen betoog dat wij blij zyn met dit voorstel. Wy willen zelfs nog. verder gaan dan het voorstel. Wij dra gen U nu reeds enige punten aan om door te geven aan de te vormen commissie ten behoeve van het afbouwplan. De opheffing mag geen louter financiële zaak zijn. Er moet gegaran deerd kunnen worden dat na opheffing de afzonderlijke gemeenten het woonwagenbeleid kunnen voortzetten. Als streefdatum voor opheffing van het woonwagenschap moet nu geen datum worden genoemd,vmaar we moeten aansturen op een tijdstip dat alle gemeenten voldoende stand plaatsen hebben. De V.V.D. meent dat de belangen van de woonwagen- centra-bewoners optimaal door de afzonderlijke gemeenten behartigd moeten kunnen worden alvorens tot opheffing van het schap kan wor den overgegaan. Wethouder VAN MEEL: Uit de stukken kunnen we lezen dat het bestuur er zelf ook naar streeft het schap per 1 januari 1986 op te heffen. Daartoe is een commissie benoemd. Ons standpunt zullen we in de eerstvolgende vergadering van het schap nog eens kenbaar maken en verduidelijken, zodat de zienswijze van het schap in de volgende raads vergadering kan worden medegedeeld. Zoals de heer van Miert ook al heeft gesteld betreft het niet alleen de financiële kant van de zaak, maar moeten daarbij ook zeker de so ciale aspecten betrokken worden. Ten aanzien van een mogelijke aanleg van kleinere standplaatsen $ijn nog totaal geen concrete mededelingen te doen. De heer SCHIJVEN vroeg nogmaals om een concretere toezegging: <5f opheffen per 1 januari 1986 <5f een voorstel van het College tot uittreding. De heer VAN MIERT verklaarde zich tegen het' noemen van een concreet tijdstip zolang^Se criteria door hem gesteld niet in voldoende mate is voldaan. Wethouder VAN MEEL: In de volgende raadsvergadering zal terzake uit sluitsel worden gegeven. De VOORZITTER vatte een en ander als volgt samen: Wy moeten laten we ten dat de raad van Rucphen streeft naar opheffing per 1 januari 1986 De heer van Miert heeft daarbij een aantal voorwaarden gesteld. Als deze datum niet gehaald wordt is dat voor de heer van Miert geen hals zaak, maar een groot gedeelte van de raad van Rucphen zal dan per 1 januari 1986 willen uittreden en vraagt daartoe dan aan het College vóór 1 april 1984 een nader voorstel te doen. De heer VAN MIERT: Ik ga er vanuit dat mijn standpunt bij de terzake te voeren onderhandelingen ook zal worden verwoord. VOORZITTER: Dat is vanzelfsprekend. Wij moeten terzake een goed en ver antwoord beleid voeren. Hierna ging de raad akkoord met het voorstel. Voorstel tot vaststelling van de "Verordening reinigingshef fingen" en de "Gebruiks- en t?.r ie venverordening reinigingsdienst". De heer VISSENBERG: De Vrije Lijst heeft in de commissies Openbare Wer ken en Milieuzaken haar standpunt verwoord. Wy zijn dus tegen het voorstel. Wy vinden èen halvering van het voorgestelde tarief aan vaardbaar. In de omliggende gemeenten is er wel degelijk een tarief voor alleen staanden.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1983 | | pagina 96