G gesteld door idslid/-leden: Vroegrijk niet alle aanvragen botweg geweigerd worden,maar er kun nen f) >(j gesteld door islid/-leden: •gemeen Belang -10- ONDERWERP; Vent- en standplaatsvergunningen ANTWOORD: Het beleid, dat het college van B W voert ten aanzien van vent- en standplaatsvergunningen moet worden gebaseerd op de bepalingen van de Algemene Politieverordening. Hierin staat de vergunmngsvereiste, alsmede de gronden voor weigering van de vergunning. Om de plaatselijke middenstand te kunnen, beschermen werden,de betreffende bepalingen aangepast. B W zouden in het vervolg vergunningen kunnen weigeren op grond van "de zorg voor een evenwichtige branche-verdeling binnen de gemeente of een deel daarvan". Deze bepaling blijkt in beroep echter niet houdbaar; dit is gebleken uit diverse uitspraken van de voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Hij is van mening, dat een gemeentelijke regeling, waarin het behoefte-element in het algemeen als weigeringsgrond voor een standplaatsevergunning is opgenomen, kennelijk door de wetgever niet is gewild. De Vestigingswet 1954 gaat blijkens haar parlementaire geschiedenis n.l. principieel uit van de vrijheid van ondernemingsgewijze produktie en distributie. Kortom, de gemeente mag niet treden in concurrent!e-verhoudingen. Dit heeft ons gedwongen een nader beleid uit te stippelen. In dat beleid staat centraal het begrip "openbare orde". Op grond hiervan kunnen/beperkingen worden gesteld aan het aantal vent- en standplaatsvergunningen. De openbare orde eist immers, dat niet een onbeperkt aantal van dergelijke vergunningen kan worden verstrekt. Wij hebben deze beleidsbepaling in een nota vervat, welke de instemming heeft verkregen van de Commissie Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken. De nota is verder bekendge maakt in de rubriek "Tekst en Uitleg" in de Hefboom van 1 december j0l0 en zal tegenover de winkeliersverenigingen worden toegelicht in een bijeenkomst in januari 1984, waarvoor deze verenigingen reeds zijn uitgenodigd. ONDERWERP; Het weren van bromfietsers uit de Rucphense Bossen ANTWOORD: Omtrent het beperken van overlast van bromfietsers in de Rucphense Bossen is reeds overleg gepleegd met de Provincie. Van die zijde werd medegedeeld dat het weren van bromfietsers door middel van het plaatsen van bord model 21 R.V.V. (gesloten voor bromfietsers met in werking zynde motor) op onoverkomelijke bezwaren stuit. Met andere woorden,men voelt er niets voor om nog meer of andere verkeersborden in de Rucphense Bossen te plaatsen» Gelet op het vorenstaande lykt het wenselijk - zoals met betrekking tot het beperken van overlast van ruiters reeds is geschied - te bezien of een en ander in het hoofdstuk "Bescherming van de natuur/overlast van ruiters in recreatiegebieden" van de Algemene Politieverordening geregeld kan worden. In dit kader kan overigens nog opgemerkt worden dat het op basis van een dergelijke regeling niet mogelijk is de bromfietsers uit het gehele bosgebied te weren. Openbare wegen in de zin van de Wegenwet en andere feitelijk open bare wegen blijven voor de bromfietsers "toegankelijk"; een op deze wegen betrekking hebbend verbod zou immers in strijd komen met o.a. het R.V.V. (Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens).

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1983 | | pagina 148