commissievergaderingen. Wij zijn namelijk van oordeel dat er voor de be langstellende ofwel belanghebbende burgers voldoende en méér voor de hand liggende mogelijkheden zijn om informatie te verkrijgen dan wel aandacht te vragen voor hun belangen. In alle commissies heeft namelijk een aantal raadsleden zitting en ik vertel niets nieuws als ik hier stel dat de raadsleden by voortduring aandacht moeten schenken aan de relatie met de achterban en het con tact met individuen en groepen in de samenleving om aldus het vertrou wen van de kiezers waar te maken. Wat ligt dan meer voor de hand dan dat die kiezers zich in voorkomende gevallen buiten de commissievergaderin gen met deze commissieleden in verbinding stellen. Een praktisch bezwaar dat aan het voorstel van de heer van Miert kleeft is verder nog dat de groep belanghebbenden in bepaalde gevallen wel eens erg groot zou kunnen zyn, terwijl, byna steeds van tegengestelde belangen sprake zal zijn. De redelijkheid gebiedt dat alle belanghebbenden dezelfde rechten krij gen om bevoordeling van de één boven de ander te voorkomen. De commis sies zouden daardoor wel eens zeer langdurige ouverture kunnen hebben en het is maar zeer de vraag of dit zou bijdragen tot het goede functio neren van de commissies. Op grond van een en ander meen ik dat op de suggestie van de heer van Miert niet moet worden ingegaan. Het College zal in die richting dan ook geen voorstel doen. Niets meer aan de orde zijnde, sloot de voorzitter de vergadering af met het gebruikelijke gebed. •orzitter, De secretaris.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1983 | | pagina 106