- In het kader van de bodemsanering,zo merkte C.VISSENBERG op, zijn door de gemeente Rucphen bij de provincie twee plaatsen aangemeld. Be Hqn-r aanwezige stoffen arseen,koper,lood,zink en kwik zouden het aanvaardbare overschrijden. Welke stappen gaat het college in deze nemen? Waarom is onze eigen stortplaats niet aangemeld voor onder zoek? In de commissie R.O. is daar meermalen om gevraagd. WETHOUDER VERPAALEN: Overeeiikomstig de interim-regeling bodemsanering worden ten aanzien van de twee aangemelde projecten - indien nodig - de volgende fasen doorlopen: -oriënterend onderzoek, om na te gaan of er gegronde vrees bestaat voor verontreiniging van de bodem en/of grondwater; -nader onderzoek, om de mate van verontreiniging vast te stilen en de hoedanigheid; -vervolgens bepalen van de vereiste saneringsmaatregelen en tot slot: -uitvoering sanering. Be stand van zaken is op dit moment dat prijsopgave gevraagd is aan Raadgevend Ingenieursbureau BHV met betrekking tot:nader onderzoek op de voormalige stortplaats aan de Achtmaalsebaan en saneringsmaatregelen bij de put op de gemeentelijke kwekerij aan de Helakkerstraat. Het is overigens niet zo dat wy slechts 2 plaatsen opgegeven hebben. Zoals ook uit het onlangs door ons verstrekte persbericht blijkt werden zo'n 10 lokaties(vrijwel allemaal voormalige stortplaatsen)aangemeld. Bat niet alle lokaties in de sanetingslijst zijn opgenomen komt omdat t.a.v. een aantal stort-)plaatsen "geen verdenking van storting van chemisch afval bestaat".Bit laatste staat te lezen in de brief van 13 maart 1981 van G.'S. van Noord-Brabant aan de minister van Volksgezond- hei en Milieuhygiëne. Hiermede is in feite odehet tweede deel van de vraag beantwoord. Be stortplaats langs de Scherpenbergsestraat werd dus wel aangemeld.Overi gens is het instellen van onderzoek op deze stortplaats - waarvan sprar ke geweest is in de vergadering van de commissie R.O. van 20 november 1980- achterwege gelaten vanwege de hoge kosten,gerelateerd aan het ontbreken van een gegronde vrees voor verontreiniging ter plaatse. In dit verband kan nog worden-verwezen naar het antwoord op een vraag die gesteld is in de raadsvergadering van 27 mei 1980 betreffende con trole op het eventueel storten van chemisch afval op de stortplaats aan de Scherpenbergsestraat. Op een vraag van de heer Jacobs is toen geantwoord dat op de gemeentelijke stortplaats steëds een stortbaas aanwezig was die toezicht op het te storten afval uitoefende. Het storten van giftig of "verdacht" afval werd niet toegestaan.Voor kleine hoeveelheden giftig afval (resten van bestrijdingsmiddelen e.d.) bestond de mogelijkheid om deze af te leveren bij de stortbaaswaarna van gemeentewege werd gezorgd voor afvoer naar een bedrijf voor ver nietiging van chemisch afval. Uiteraard kan niet worden gegarandeerd, dat er helemaal geen giftige stoffen op de vuilnisstortplaats terecht gekomen zijn; hiervoor zou iedere vuilniszak moeten worden gecontro leerd. Overigens is, gezien de aard van de in deze gemeente gevestigde bedrijven het vermoeden gerechtvaardigd, dat er van klandestiene stor tingen van giftig afval van enige omvang geen sprake is geweest, aldus wethouder Verpaalen. Be heer VISSENBERG bleef een controle van onze eigen stortplaats no dig vinden. WETHOUDER VERPAALEN: G.S. zien die noodzaak niet in.Be stortplaats is door ons wel aangemeld. Er bestaat geen gegronde vrees van ver ontreiniging. Niets meer aan de orde zijnde sloot de voorzitter de vergadering met gebed. J 'tter, l

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1982 | | pagina 75