-
na o nsrfqaaf
gaan afvragen wat die gemeente nu eigenlijk doet voor de werkgelegen
heid in de eigen gemeente,aldus de voorzitter.
Niet alle detaillisten - in de commissie R.O. is dat door de heer
Claessen naar voren gebracht - vrezen de concurentie.
Wat zou er gebeuren als Impressa de productie zou stoppen en alleen
zou overgaan tot verkoop? Dat zou een ongewenst ontwikkeling zijn,niet
in overeenstemming met het voorgelegd beroep. Dat zou betekenen dat
dan de vrijstelling zou moeten worden ingetrokken. Er bestaat ook geen
vrees dat meerdere bedrijven om ontheffing komen vragen.Er zijn geen
bedrijven aan te wijzen die op dit moment in een situatie verkeren,
vergelijkbaar met Impressa. De ontheffing vragen om daardoor de econo
mische waarde van het pand te verhogen zou een oneigenlijk gebruik
zijn van deze mogelijkheid en wij zouden daartegen dan moeten optreden.
De commissie R.O. heeft zich tot 5 maal toe beraden over deze zaak.De
eerste maal staakten de stemmen 4 4 tweede maal 5 stemmen
véér het voorstel en 5 stemmen tégen en de laatste keer 5 stemmen v66r
en 4 tégen, zo besloot de voorzitter zijn betoog.
J.JASPERS! De voorzitter steunt duidelijk de argumenten van Impressa
vanwege de belangen en de werkgelegenheid van de 80 mensen daar. Ik
vind dit geen argument^aldus de heer Jaspers, maar een dreigement. Hoe
is het mogelijk dat iemand een eigen meubel fabriceert waarvan hij de
verkoop heeft aan derden, nu bij anderen meubelen gaat bijkopen om
daarmee zijn 80 mensen in dienst te houden? Dit is een onbegrijpelijke
situatie. Het is zo, dat het pand een veel betere economische waarde
gaat krijgen.We krijgen binnen de kortst mogelijke tijd een andere
vestiging in het pand.Een aanzuigende werking verwachten wij niet.
Doet Impressa een beroep op de AROB-wet dan zien we weer wel verder,
aldus raadslid Jaspers.
D.LUIJKX: Over het feit dat in de jaren 1961/1971 v.d.Meer/lmpressa
al rechtstreeks aan particulieren verkocht is toen niet gesproken.Er
viel dus toen niets te constateren.
Over de uitspraak in de commissie R.O. door de heer Claessen, dat er
één handelaar zou zijn die geen bezwaar had, heb ik mijn bedenkingen
geuit. Betrokkene heeft de protestbrief ook getekend.Er is dus geen
enkele meubelhandelaar in deze gemeente die met het voornemen van Im
pressa instemt,aldus de heer Luijkx.
De heer GABRIEIS was het eens met het betoog van de heer Jaspers.Dat
er voor SC^werk verloren gaat is wel wat overdreven.Dat er in de toe
komst bij eigen meubelhandelaren mensen op straat komen te staan is
ook een ernstige zaak. Voor wat de werkloosheid betreft is het slechts
een verschuiving.
A SCHIJVEN j Ik voorzie een macro in de meubelverkoop, waarbij de omzet
van Impressa geweldig zal toenemen en die van onze eigen detaillisten
afnemen. In de periode 1961/1971 werden alleen eigen vervaardigde meu
belen verkocht.
J.JASPERSs In 1961/1971 verkocht v.d.Meer alleen maar moderne, erg
dure meubelen. Dit loopt nu niet meer. Alleen nog het goedkopere eiken
meubel. Impressa maakt deze meubelen zelf niet maar betrekt ze van an
dere fabrikanten.Ook al zouden wij een vergunning aan Impressa geven,
de desbetreffende werknemers zullen binnenkort toch op straat staan»
VOORZITTER: De argumenten zijn over en weer uitgewisseld.Het is overi
gens geen dreigement,zoals de heer Jaspers zegt, maar wellicht een aan
geven van de feiten.Daar moeten we toch van uit gaan.Wil men aan de
slag blijven zal men naast het eigen artikel ook andere artikelen moe
ten gaan verkopen.Bovendien is er ruimte over die men economisch wil
benutten. Dat er een verschuiving van de werkloosheid plaats vindt
is niet onmogelijk. De raad zal nu een soort Salomons-oordeel moe
ten geven over wellicht tegenstrijdige belangen,althans dat wordt over
en weer verondersteld. Te bewijzen valt een en ander niet.
Gewezen wordt nogmaals op de aanzuigende werking die uitgaat van wijk-
markten. Een macro in de meubelverkoop Het is niet de bedoeling dat
men daar alleen maar optreedt als detaillist, dan zouden wij ingrijpen,
aldus de voorzitter1.