3W -8- J Beroep Impressa- meubelindustrie BV Ik stel voor om het voorstel van het college te aanvaarden met opneming van de nodige wijzigingen en onder aantekening, dat de bezwaren van de heren Mies en van Peer gegrond worden verklaard. Ik wil daarbij de sug gestie van de heer Schijven volgen: "niet geschoten is altijd mis" maar met de uitdrukkelijke opmerking dat de kans inzake goedkeuring door gedeputeerde staten zeer gering wordt geacht, aldus de voorzitter. De raad verklaarde zich met het vorenstaande akkoord. Voorstel tot gegrondverklaring van het beroep van Impressar-meubelindus- trie BV tegen weigering van vrijstelling als bedoeld in artikel 552. lid 4» van de bouwverordening. A.SCHIJVEN: Onze fraktie is tegen het voorstel omdat dit in strijd is met de voorwaarden van het bestemmingsplan Bo sheide straat-K^keheide- straat" en omdat door een 8-tal meubelhandelaren bezwaren zijn gemaakt die terecht wijzen op het feit dat de werkgelegenheid altijd in gevaar komt, bfwel zoals Impressa aanvoert ófwel zoals de detaillisten aan voeren. Daarnaast wordt met de toestemming aan Impressa de mogelijkheid geschapen dat in de toekomst meerdere bedrijven ontheffing gaan vragen van de voorwaarden. De heer L.GABRIEIS was het eens met de heer Schijven.Het is geen oplos sing voor de werkgelegenheid.De meubelhandelaren van eigen gemeente zullen ook mensen moeten ontslaan wanneer Impressa meubels gaat verko pen. De heer GabriSls vroeg danook stemming over dit geval. DoLUIJKX: De kleine zelfstandige ondernemer trekt weer aan het kortste eindje. Het voortbestaan van hun zaak wordt in gevaar gebracht. Na eerst afwijzend te hebben beslist is er nu een voorstel tot gegrond- verklaring, een gegrondverklaring die normaal niet mogelijk kan zijn, gelet op: - een ongunstig advies van de Kamer van Koophandel; - een duur distributie-planologisch onderzoek dat al overbewinkeling in de meubelbranche aangeeft; - het advies van de commissie R.O. (waarbij de meerderheid aanvankelijk tegen was, nadien 5 leden vóór en 4 leden tegen stemden); - het gevoerde beleid om perifere detailhandel te weren; - afwijking van artikel 352,lid 4 van de bouwverordening; - het feit dat geen aandacht wordt geschonken aan de belangen van 8 meubelzaken, hun gezinnen, personeel en de gedane investeringen. Dat er bij Impressa ontslagen zullen gaan vallen is erg maar evenzeer moet worden betreurd dat in het andere geval minstens 20 gezinnen, 8 grote bedrijven (die de nodige investeringen hebben gedaan) op de tocht worden gezet. De heer Luijkx verklaarde zich tegen het voorstel en verzocht om stem ming. A.NUIJTEN zei ook tegen het voorstel te zijn ter bescherming van eigen meubelhandelaren en hij voegde er aan toe:"we weten dat de wet vele mazen kent. Er zitten nog vele addertjes onder de mat.De toekomst zal laten zien wat wel of niet is". P.VROEGRIJK sloot zich bij de vorige sprekers aan. J.JASPERS: Impressa BV heeft bij brief van 17 juli 1981 verzocht vrij stelling te verlenen voor verkoop aan particulieren anders dan de door haar zélf gemaakte meubelen, dit om verdere ontslag-aavragen voor hun werknemers tegen te gaan. Op 30 november 1981 besliste het college van B. en W. afwijzend, na eerst lang gewacht te hebben op de uitslag van de Kamer van Koophandel, die volgens de heer Saud, planologisch medeweiv ker van de K.v.K. afwijzend beschikte, gelet op het distributie-plano logisch onderzoek, dat eveneens geen behoefte heeft geconstateerd in onze gemeente ter zake van de branche meubelverkoop aan particulieren. Op 16 november 1981 is advies gevraagd aan de commissie R.O. met een uitslag van 4 vó<£ en 4 tégen. De aanvrage werd daarna door het college terecht afgewezen.» Op 28 december 1981 gaat ImpressaBV. in beroep tegen deze beslissing. Het college zet alles nog eens op een rijtje en deelt bij brief van

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1982 | | pagina 64