-20-
Fraag gesteld door
raadslid/-leden:
J, Ermen
gesteld door
taJfelid/-leden
L. Gabriels
J. Ermen
J. Jaspers
v. Overveld
v. Miert
Onderwerp; Meerjarenplan en
instelling commissie financiën.
Antwoord
Om met het laatste te beginnen, de heer Ermen heeft tijdens
de rondvraag van de vergadering van 28 september j.l. ook
reeds gepleit voor de ontkoppeling van de commissie Ruimtelijke
Ordening en Economische Zaken, alsmede het onderbrengen van
economische zaken bij een in te stellen commissie Financiën.
Ik ben toen uitgebreid ingegaan op de motieven op grond waar
van door de Raad juist tot bedoelde combinatie (economische
zaken dus bij ruimtelijke ordening) was besloten. Ik heb toen
tevens de mening van het college verwoord, dat er toch minstens
enige jaren nodig zouden zijn om de gekozen figuur op haar
merites te beoordelen.
De heer Ermen heeft daarop te kennen gegeven dat het geenszins
zijn bedoeling was de ontkoppeling op korte termijn te bewerk
stelligen en dat hij de visie van het college met betrekking
tot die beoordelingstermijn deelde.
Ik meen dat op deze zaak thans niet verder behoeft te worden
ingegaan.
Wat het opstellen van een meerjarenplan betreft kan ik kort
zijn. Om daarvan iets zinnigs te maken is een eerste vereiste,
dat met name over de inkomstenverwachtingen op langere termijn
een redelijke mate van zekerheid bestaat. Aangezien die gemeen
telijke inkomsten voor een zeer groot gedeelte (80 90%) via
de uitkering uit het gemeentefonds moeten komen, betekent dit
in concreto dat met betrekking tot de hoogte van bedoelde uit
kering een redelijke zekerheid bestaat. Uit de nota van aan
bieding zal U zijn gebleken dat er op dit punt alleen maar
grote onzekerheid bestaat nu er een nieuwe regeling op stapel
staat, Bovendien mag in een tijd dat de ene korting na de andere
volgt er niet op worden gerekend dat de vooruitzichten die de
rijksoverheid op langere termijn kan geven een grote mate van
zekerheid bieden.
Al met al moet in dit licht bezien aan een meerjarenplan
weinig waarde worden toegekend. Deze mening wordt door steeds
meer gemeentebesturen gedeeld.
Onder
werp;
Antwoord
Verhoging plaatselijke belastingen en
rechten (zgn. belastingdruk)
In onze gemeente geldt de gedragslijn om de tariefsaanpas
singen voor de gemeentelijke belastingen om de 2 jaar te doen
plaatsvinden. Als gevolg hiervan kwamen in de raadsvergade
ringen van 26 oktober en 30 november 1982 voorstellen aan de
orde tot verhoging van de belastingtarieven (hondenbelasting,
woonforensenbelasting, drank- en horecabelasting en onroerend-
goedbelasting)
In de raadsvergadering van 4 december 1978 werd besloten
deze gedragslijn wat de tarieven voor de in de gemeente geheven
rechten (zoals rioolrecht, reinigingsrechtleges, marktgeld
e.d.) betreft te verlaten en deze in beginsel jaarlijks aan te
passen, omdat het in het kader van het door de Regering gevoer
de overheidstarievenbeleid moeilijk is om opgelopen achterstan
den in te halen en hierdoor ook gemakkelijker de door de Minis
ter gewenste aanpassingen van matige aard wordt bereikt.
Gebruikelijk is dat voor de mate waarin de gemeentelijke
tarieven worden verhoogd, aansluiting wordt gezocht bij de
percentuele verhogingen, welke door het Rijk worden toegestaan.
Indien de ontwikkeling van het kostenpeil daartoe aanleiding
geeft, kunnen hogere verhogingen worden vastgesteld, teneinde