Overigens had men graag gezien dat een vertegenwoordiger van de na- tuurwerkgroep - al dan niet op voorspraak van politieke groeperingen - als lid van de commissie "benoemd was. Dat dit niet is gebeurd wordt betreurd door de werkgroep. Men is de mening toegedaan dat er gezien de partij—politieke belangen geen plaats was voor een politiek onafhankelijke groepering. Tot slot vindt de werkgroep dat het adviseurschap niet past in de werkwijze op dit moment; als lid had men graag zitting genomen. De bereidheid om positief samen te werken blijft. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de geopperde bezwaren enigszins geforceerd zijn. Waarom zouden die bezwaren niet meer gel den als men lid is? Aangezien er geen vertegenwoordiger als lid benoemd was, meenden wij de mening van de natuurwerkgroep toch op een wat meer geinstitutio- liseerde manier door te moeten laten klinken door het aanbieden van een adviseurschap. Wij betreuren het dat het wordt afgewezen. Ook wij zullen overigens blijven streven naar een positieve samenwerking, aldus de voorzitter. De heer KONIGS vroeg of het standpunt van de gemeente Rucphen ten aanzien van de "tracé-nota Rijksweg 256" bij de provinciale en rijks overheid voldoende kenbaar was gemaakt. Hij had de indruk dat de gemeente Etten-Leur grotere druk had uitgeoefend dan onze gemeente. Wethouder VERPAALEN: In het stuk van Gedeputeerde Staten, dat aan de commissie wegen en verkeer van de Provinciale Staten is overge legd, is inderdaad het standpunt van onze gemeente niet vernoemd. E— venmin is dit het geval met andere standpunten. In de discussie echter in de commissie hebben bepaalde leden wel standpunten van gemeenten e.d. genoemd, met name ook dat van Etten- Leur. Geen van de leden maakte melding van het standpunt van onze gemeente. Die vrijheid hebben de commissieleden uiteraard. Gedeputeerde Staten hebben in hun oordeelsvorming rekening gehouden met het standpunt van de meerderheid en zich daarbij.aangesloten. Ook zij hebben die vrijheid. Wij zijn van mening dat wij zeer actief geweest zijn op dit punt: - Dij brief van 12 mei 1982 hebben wij ons standpunt kenbaar gemaakt aan de Raad van de Waterstaat (commissie van overleg voor de wegen) - Bij brief van 7 juni 1982 hebben wij het standpunt van de raad ken baar gemaakt aan de Raad van de Waterstaat; wij hebben daarbij ons voorstel en de raadsnotulen toegezonden; - Bij brief van 29 juni 1982 hebben wij aan Gedeputeerde Staten Uw en ons standpunt kenbaar gemaakt; - Tijdens de hoorzitting van de Raad van Waterstraat te Breda op 16 september 1982 is het gemeentelijke standpunt nog eens nader mondeling toegelicht en nog eens uitdrukkelijk gewezen op de onaan vaardbaarheid van een zuidelijke omlegging; - Bij brief van 13 september 1982 hebben wij er Gedeputeerde Staten er uitdrukkelijk op gewezen dat voor onze gemeente alléén een tun neloplossing aanvaardbaar is. Nu het gemeentelijke standpunt niet de doorslag heeft gegeven bij Ge deputeerde Staten en bij de commissie wegen en verkeer mag aangeno men worden dat andere dan door onze gemeente aangevoerde belangen zwaarder gewogen hebben bij de beslissing. Nu de gemeente al met zoveel nadruk haar standpunt op rijks— en pro vinciaal niveau naar voren heeft gebracht, lijkt het ons geen zin te hebben dit nog weer eens te doen. Ook by de werkbezoeken van de C.D.A. en de V.V.D.-fractie uit de Provinciale Staten aan onze ge meente hebben wij onze standpunten ter tafel gebracht, aldus wethou der Yerpaalen. De heer VAN MIERT: Middels een circulaire van C.R.M. worden er voor het sociaal-cultureel werk voor werklozen en andere niet-actieven

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1982 | | pagina 132