-4- bonden aan de catechetische begeleiding van.de leerkrachten on de lagere scholen. Nu wij als enige gemeente in West-Brabant miadeis on ze verordening het godsdienstonderwijs reeds lang subsidiëren, kunnen wij thans niet dubbel gaan betalen. Er wordt regelmatig godsdienstonderwijs op de lagere scholen gegeven door de parochiepriesters. Controle daarop geschiedt middels opgaven van de kerkbesturen, gefiatteerd door de scholen. De kerkbesturen ontvangen de subsidiebedragen. Zij zijn vrij een gedéelte hiervan af te staan aan het dekenaat. De schoolbesturen kunnen middels het be drag per leerling hierin ook bijdragen. Bijstelling der bijdragen zal geschieden aan de hand van de bijdragen, ói we anders aan het dekenaat zoudenmoeienbetalen. Dit op basis van een bedrag per inwoner. Dat zal moeten blijken uit een door het dekenaat over te leggen begroting. De heer Jacobs had twijfels over het juiste gebruik van het subsidie bedrag. Wethouder Brouwers antwoordde hierop, dat er voldoende controlemid delen zijn die garanderen dat de subsidie daar terechtkomt waar zij behoort terecht te komen. Mevr. van Meel: Stopt het dekenaat dan met de catechetische begeleid ding van de leerkrachten op de lagere scholen? Wethouder Brouwers: Dit is niet het geval. Het bedrag dat door de gemeente aan de kerkbesturen wordt betaald kan voor een gedeelte worden doorbetaald aan het dekenaat. Ook de schoolbesturen kunnen een bijdrage geven uit het bedrag per leerling (art. 101 L.O.-Wet). De raad besloot hierna overeenkomstig de onder a. en b. vermelde voorstellen. Voorstel tot vaststelling van beleidsuitgangpunten subsidiëring peu- terspeelzaalwerk, alsmede tot toekenning van een extra éénmalige subsidie aan de peuterspeelzalen over 1980 65 wijziging 1980 Raadslid Claessen zei geheel achter het voorstel van B. en W. te staan, ffij was het geheel eens met de in dit voorstel vermelde be leidsuitgangpunten. In deze tijd van bezuiniging zal het niet moeten gaan om "wat brengt het ons op, maar wat hebben we voor elkaar over" Hij gaf het bestuur van de Peuterspeelzalen in overweging de ouders de eigen bijdrage naar draagkracht te laten betalen. Ook de heer Schijven was blij mei de eenmalige subsidie voor 1980. Bij de begrotingsbehandeling is een verzoek in die richting gedaan. Wij gaan akkoord met de beleidsuitgangspunten, neergelegd in het voorste van B. en W. De te maken onkosten kunnen omlaag en de eigen bijdrage van de ouders omhoog, waardoor het exploitatietekort zou kunnen wor den opgeheven, zo meende raadslid Schijven. Raadslid Vissenberg verklaarde zijn goedkeuring alleen aan het eerste gedeelte van het voorstel te kunnen geven, nl. voor de subsidie 1980 Hij stelde voor het tweede gedeelte van het voorstel, handelende over de subsidiëring 1981, terug te nemen. Bezuinigen is goed, maar niet ten koste van de ontwikkeling van onze kinderen. De heer Vissenberg ziet het peuterspeelzaalwerk als voorloper op het kleuter— en lager onderwijs. Als het college wil bezuinigen, dan maar op posten als sport en muziek. Vandaar zijn verzoek het tweede gedeelte van het voorstel terug te nemen c.q. in stemming te brengen. XI Beleidsuitgangpunten subsidiëring peuter speelzaalwerk, alsme* de extra éénmalige subsidie over 1980» De heer Gabriëls pleitte eveneens voor voortzetting van de subsidië ring, ook voor 1981 -5- Mevr. van Meel hield een warm pleidooi voor behoud en subsidiëring van de peuterspeelzalen. Een veiligstelling van het peuterspeelzaalwer in de toekomst is dringend geboden. Het gaat niet in de eerste plaats om de moeders, maar om het belang van de peuters. Peuterspeelzalen zijn in onze maatschappij niet meer weg te denken. Ook voor 1981 be hoort de extra subsidie te worden gegeven. Een gesprek van de Werk groep Peuterspeelzalen met B. en W. zal zeer op prijs gesteld worden, aldus mevr. van Meel. Ksamsom 17192 u p Raadslid Jacobs was het eens met het betoog van de heren Claessen en Schijven. De problematiek rond de peuterspeelzalen is in het voor stel van B. en W. uitvoerig en helder uiteengezet. Met de daarin weergegeven beleidslijnen was de heer Jacobs het dan ook volledig eens. Door vergoeding te geven aan de vrijwilligers van de peuterspeelza len -die nu semi-beroepskrachten blijken te zijn - pleegt men niet alleen een onverantwoorde aanslag op de gemeenschapsgelden, maar schept men ook precedenten ten opzichte van ander vrijwilligerswerk. Als maar .inzetten van beroepskrachten op welzijnsgebied in onze gemeente een scheef gegroeide zaak geworden. Noodzakelijke bezui nigingen in deze sector in de toekomst kunnen gelden vrijmaken voor betere stimulering en ondersteuning van het echte vrijwilligerswerk. Zijn er in deze gemeente nog meer "betaalde vrijwilligers", aldus de heer Jacobs. Nadien herhaalde hij deze vraag nog eens. De voorzit ter zei op dit ogenblik niet over deze gegevens te beschikken. Wethouder Brouwers: Deze subsidie gaat uit van vrijwilligerswerk en kan derhalve niet voorzien in professionalisering van het peuter speelzaalwerk. De peuterspeelzalen kiezen zelf voor voortzetting van het huidige beleid, nl. het vrijwilligerswerk. Dus vrijwillige medewerkers, die een kleine vergoeding ontvangen. Wanneer de peu terspeelzalen voor vrijwilligers willen kiezen, moet dat tot uiting komen in de vergoedingen. Wanneer we de salarispost van onze vijf Stichtingen bekijken, bedraagt deze f60.000,=Wanneer deze vergoedin gen, naar men zegt, vereist zijn omwille van de continuïteit en des kundigheid, komt de vraag op of voor het begeleiden van kinderen de nodige deskundigheid al niet vanzelfsprekend aanwezig is bij de hulp moeders. Permanente subsidie in de salariskosten door de gemeente is niet mo gelijk. De oorzaak van het tekort ligt niet zozeer in de geldende sub sidieregeling, maar moet veeleer gezocht worden in de geleidelijk op getrokken leidstersvergoedingen. Door het tijdelijk - bedoeld is bijv. gedurende één jaar - verlagen van de leidstersvergoedingen en het besluit, dat nu reeds genomen is door de peuterspeelzalen, om de ouderbijdrage geleidelijk te verhogen kan het geraamde exploitatie tekort geheel worden weggewerkt, lij de totstandkoming van het so ciaal-culturele plan zullen de belangen van het peuterspeelzaalwerk zeker worden afgewogen tegenover die van andere voorzieningen. Van afslanking of niet meer blijven bestaan van peuterspeelzalen kan m.i. geen sprake zijn, als de besturen van de peuterspeelzalen zelf een goed beleid voeren en de noodzaak en behoefte van deze zalen dui delijk blijven onderschrijven. Het gemeentelijk subsidiebeleid is daarbij een gegeven. Financiering van de gevolgen van professionalisering is voor de gemeente pas mo gelijk, als van rijkswege daarvoor middelen vrijkomen. De financiële ruimte in de sociaal-culturele sector van de gemeente wordt door al lerlei besnoeiingen getroffen. Geen enkele uitbreiding op dit gebied is nu mogelyk. De ouderbijdrage vaststellen naar draagkracht is een zaak van het be stuur van de peuterspeelzalen zelf, maar niet voor de hand liggend. Dat alles mogelijk is op het gebied van sport en muziek, zoals de heer Vissenberg betoogde, is een verkeerde veronderstelling, want ook op deze terreinen worden vrijwilligers niet betaald.

Raadsnotulen

Rucphen: december 1949-1998 | 1981 | | pagina 7