0
U
burgemeester en wethouders was de heer van Miert het ook niet eens.
Alle besluiten, die in de gewestraad worden genomen zijn immers ge
baseerd op behandeling in de verschillende raden van alle deelnemen
de gemeenten. Het doet er dan ook niet toe wie van de raadsleden
in de gewestraad zit, aldus de heer van Miert.
De voorzitter verduidelijkte hierna nog eens het standpunt van het
gemeentebestuur. Toen de regeling werd vastgesteld dacht men,dat het
een lichte regeling was.Wij hebben,aldus de voorzitter, als gemeente
bestuur gesteld,dat het een zware regeling was. Er worden namelijk
bevoegdheden overgedragen.Er zijn aanwijzingen aan de gemeenten mo
gelijk. Dat heeft men destijds niet willen erkennen. Later is dat
echter wel toegegeven.De voorzitter van de gewestraad heeft gezegd,
dat Rucphen wel gelijk heeft gehad.Het is een zware regeling maar
men heeft deze niet als een zware regeling toegepast maar gehanteerd
alsof het een lichte regeling was.Het is zeer terecht,dat wij toen
niet zijn toegetreden. Dat het gewest zich anders heeft gedragen is
een tweede punt.
De heer Boeren was het met de heer van Miert eens.We geven toe,aldus
de heer Boeren,dat de gemeente Rucphen in voorgaande tijd ter zake
een juiste beslissing heeft genomen. De regeling hield inderdaad een
harde regeling in. Duidelijk is echter gebleken,dat de zware rege
ling niet in praktijk is gebracht; gezien de bezinningsnota van 6
juni 1978 en de laatste publikaties, waaruit is gebleken, dat het
echt een "brievenbusfunctie" is geworden en echt niet getornd wordt
aan de autonome bevoegdheden van de gemeenten, is nu de tijd rijp
om aansluiting te zoeken. We hebben er nu niets meer mee te verlie
zen, all'een maar te winnen, aldus de heer Boeren.
In de raadsvergadering van 6 juni jl. hebben wij, aldus de heer van
Ginneken, antwoord gekregen op verschillende vragen door ons gesteld
van de voorzitter van het streekgewest. Gelet op de gegeven antwoord
en nadere uiteenzetting kan door onze fractie de conclusie getrokken
worden,dat erkend wordt dat de gemeenschappelijke regeling,zoals die
destijds werd aangegaan inderdaad een zware regeling is, d.w.z. dat
zij een vérgaande overdracht van gemeentelijke bevoegdheden inhoudt.
Wie naar het functioneren van het gewest kijkt, zo zei de voorzitter
van het streekgewest, zal van het begin af aan moeten toegeven, dat
de regeling misschien wel naar de tekst zwaar mag héten, maar dat de
praktijk toch een lichte gewestelijke praktijk is. Als wij in de
praktijk licht zijn dan moeten wij ook maar naar de letter van ons
statuut licht worden.
Als wij dan het rapport van het CDA, getiteld "Op het goede spoor"
lezen, aldus de heer van Ginneken, en waarin wordt gesteld dat her
bezinning op eigen plaats en taak zou moeten plaats vinden bij prae-
gewesten, die niet voorbestemd zijn uit te groeien tot provincie-
nieuwe-stijl, dan meen ik, dat alle bezwaren,die onze raad maakte
in 1973 nu geheel zijn weggenomen en dat ons niets meer belet om
toe te treden tot het gewest Westelijk Noord-Brabant.
De heer Vroegrijk stelde, dat nu men meer en meer aan het streekgewe
de functie gaat geven van overlegorgaan men niet meer kan spreken
van een bestuurslaag, die bepaalde voorschriften maakt en beleidsbe
slissingen kan nemen. In afwachting van de komst van mini-provincies
waarbij door de regering wordt gesteld, dat er niet meer dan drie
bestuurslagen mogen komen, wordt de hoedanigheid van streekgewest
overbodig en heeft het geen zin meer nog aan te sluiten. Wanneer hei
streekgewest gedoemd is voort te bestaan als overlegorgaan zal dit
een onzekere toekomst tegemoet gaan. De W.E.B. en BENEGO zijn daar
voorbeelden van.
De vraag rijst: Heeft het streekgewest straks nog een taak. Als men
vandaag de kranten leest wil het streekgewest in ieder geval con
structief gaan inspelen bij het voor-overleg ter vorming van mini-
provincies. Een provinciale commissie zou daarbij overbodig zijn.
Als het streekgewest inderdaad daarbij zeggingschap zou krijgen zou
het niet-lid zijn van het streekgewest misschien een nadeel kunnen
zijn.Graag de mening van het college daarover,aldus de heer Vroegri;
XII. Begrotingswij
zigingen.
XIII.Rondvraag,
gamsom 17192 II P 50
Voorzitter:de mening van het college ligt heel duidelijk in de nota
weergegeven. We zijn toegetreden onder twee voorwaarden:
a. geen overdracht vanbevoegdheden en
b. streven naar één groot gewest West-Brabant.
Uit gesprekken bij het bezoek van afgevaardigden van het streekgewest
heeft men kunnen vernemen,dat men wil gaan voorstellen om een nieuwe,
lichte regeling vast te stellen. Men komt dan aan onze wens tegemoeti t
Ten aanzien van onze tweede wens is er intussen veel veranderd.Er is
een Wet Reorganisatie Binnenlands Bestuur gekomen. Wanneer er een
overlegstructuur gevonden kan worden,waarbij de twee gewesten elkaar
ergens kunnen ontmoeten om te praten over de grote problemen van
West-Brabant, dan is ook aan onze tweede wens tegemoet gekomen. Dat
betekent,dat wij dan automatisch tot het streekgewest Westelijk Noord-
Brabant zijn toegetreden,
We zullen dat meedelen aan het gewestbestuur.Het is de bedoeling,dat
het gewest alle reacties van de gemeentebesturen verzamelt .Daarna zal
een nieuwe regeling worden ontworpen, die dan aan de raden zal worden
aangeboden.
Gezien de huidige situatie en gelet op het feit,dat men wil tegemoet
komen aan onze twee wensen, kunnen wij adviseren nu tot het gewest
Westelijk Noord-Brabant te kunnen toetreden.
Het is niet zo - zoals ergens te lezen staat - dat we weer alle slagen
om de arm houden.Dat is onzin, aldus de voorzitter. We hebben gesteld,
dat wanneer op het moment,dat een nieuwe regeling voor het gewest zal
worden vastgesteld, de tot-stand-koming van een nieuwe provincie dan
erg nabij is, het dan geen zin meer heeft om toe te treden.
We hebben verder wel enkele opmerkingen gemaakt.Dat wordt van elke
gemeente verwacht nu men zich gaat her-bezinnen op de vaststelling
van een nieuwe regeling.
De raad besloot hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester
en wethouders.
De raad gaf zijn goedkeuring aan de volgende wijzigingen van de ge
meentebegroting 1978:
-39 wijziging 1978: schoolmeubelen enz. kleuterschool Rucphen;
-40 wijziging 1978: handenaxbeidruimte en inrichting ervan Maria-
school Sprundel;
-41 wijziging 1978: inrichting containerlokaal St.Jansohool Sprundel.
Van de rondvraag maakten de volgende raadsleden gebruik:
De heer van Hal kwam met een uitvoerig betoog inzake het gemeente
lijk welzijnsbeleid.
Onder gemeentelijk welzijnsbeleid,aldus dit raadslid,kunnen wij ver
staan: alles wat het gemeentebestuur doet of zou moeten doen in het
belang van het welzijn van de mensen in de plaatselijke samenleving.
De fractie van de centrale werknemerslijst wil hieraan onmiddellijk
toevoegen,dat dit niet betekent,dat de gemeente alles zelf ter hand
neemt of zou moeten nemen, integendeel, de taak van de gemeente is
naar de mening van de heer van Hal in hoofdzaak die van stimuleren,
verschaffen van financiële middelen, bevorderen van voorzieningen en
ter beschikking stellen van huisvesting.
De heer van Hal somt vervolgens een scala van zaken op waarmee de
gemeente in het kader van het welzijnsbeleid te maken heeft, t.w.
woonwageribewoners-gehandicaptenbeleid-voorzieningen voor ouderen-
emancipatie-sport en recreatie-sociaal-cultureel werk - jeugdwerk-
sociale zorg-cultuur en milieu.
Nu de decentralisatie in het welzijnsbeleid meer en meer gestalte
gaat krijgen zullen we de burgers meer bij de zaken moeten betrekken.
De gemeente zal meerjarenplannen moeten gaan opstellen.
Nieuwe regelingen staan op stapel,waarbij de rijksbijdragen,tot nu
toe rechtstreeks aan de organisaties verleend, in gemeentelijke sub
sidieregelingen zullen worden omgezet. Bezuinigingen van overheids
wege zullen hierbij zeker een rol gaan spelen.