GEMEENTE RUCPHEN
(RUCPHEN. SCHIJF, SPRUNDEL. ST. WILLEBRORD. ZEGGE)
- 2 -
de forensen profiteren.
Het zijn echter niet zozeer de financiën die ons zorgen ba-
ren, alswel het grote aantal werklozen. Hoewel het aantal t.o.v.
het jaar daarvoor iets is gedaald, is een percentage van 20?o van
de mannelijke beroepsbevolking verontrustend te noemen.
U weet dat het E.T.I. opgedragen is om een onderzoek in
stellen naar de achtergronden van dit verschijnsel. Dit onder
zoek - dat veel werk vraagt - is zover gevorderd dat bannen
enkele maanden hierover een rapport is te verwachten.
hierop niet vooruit wil lopen, zou ik toch gaarne in dxt verband
een enkele kanttekening willen plaatsen.
Ongeveer 7* van de West Brabantse beroepsbevolking is
werkzaam in de bouwnijverheid, en U allen weet dat dit percenta
ge voor onze gemeente beduidend hoger ligt. Nu is de bouwnijver
heid naast seizoen-gevoelig ook conjunctureel-gevoe ig«
In 1972 nam de bouwproductie t.b.v. de nijverheid in ons
land met 20$ af omdat er weinig bereidheid was in die sector e
investeren. Het gevolg was dat de personeelsbezetting voor
industriële bouw landelijk gezien met 23/° terugliep.
De pendelaars, die wegens gebrek aan werkgelegenheid in
West Brabant naar de randstad pendelden werden het eerst afge
stoten en vergrootten de werkloosheid in dit gebied. Helaas is
het niet zo, dat die werkloosheid gelijkmatig gespreid is. Het
is in het bijzonder onze gemeente die hierdoor zwaar is getrot-
Nog ernstiger wordt de situatie nu blijkt dat in West Bra
bant de pendelstroom per jaar ongeveer 1$ toeneemt. Opmerkelijk
is ook dat de duur van de werkloosheid langer is en dat er nu
mannen werkloos zijn die nog nooit in hun leven zonder werk zijn
geweest. Al deze feiten vervullen ons met grote zorg omdat naast
een conjuncturele werkloosheid wij in toenemende mate een struc
turele werkloosheid constateren.
Mede met het toekomstige rapport van de E.T.I. moeten, wij
wederom van het Rijk een grotere aandacht vragen voor West-Bra
bant in het algemeen en Rucphen in het bijzonder. Op korte ter
mijn zou een grotere toedeling van projecten in het kader van
het overheidsprogramma voor aanvullende werken urgent en gerecht
vaardigd zijn.
Vooral in de bouwsector zou zodoende het eigen werkgelegen—
heidspotentieel vergroot kunnen worden. Het aantal plannen dat
wij in dit kader gereed hebben liggen biedt vele mogelijkheden,
maar dan moet men wel de aanvullende werken daar brengen waar de
nood het hoogst is en objectief de subsidie-bedragen vaststel
len, onafhankelijk van de financiële positie van de gemeente, zo
dat niet één gemeente 85$ en een andere gemeente 50$ gesubsidi
eerd krijgt voor hetzelfde werk.
De financiële positie van een gemeente is toch afhankelijk
van het in die gemeente gevoerde beleid en het gaat niet aan om
een gemeente voor een gezond beleid te straffen met een geringer
percentage subsidie. Bij de begrotingsbehandeling heeft de heer
v.d. Oever hier ook terecht op gewezen, want die lagere percen
tages subsidie hebben onze begroting zwaar en nadelig beïnvloed.
Wij zijn zelfs zover gegaan dat wij zonder enige subsidie
zeer onrendabele bouwwerken hebben uitgevoerd mede ter bestrij
ding van de werkloosheid. Ik denk hierbij aan het tot stand ko-