I en II Opening en
vaststelling notulen.
Ill Ingekomen stukken
III Aanwijzing plaats
vervangende wet
houder.
opdins-dag24 februari19 70 om 19.00 uur
Aanwezig: alle raadsleden.Wethouder Wagtmans trad op als voorzitter
wegens ziekte van burgemeester Alberts.
De voorzitter opende de vergadering met het gebruikelijke gebed.
Hierna werden de notulen van de vergadering van 27 januari 1970 on
veranderd vastgesteld.
Ingekomen is een brief van het Ministerie van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening'van 9 januari 1970,gericht aan de Raad der ge
meente Rucphen,inzake intrekking Woonruimtewet 1947. Deze brief heeft
bij de stukken ter inzage gelegen.
Overige ingekomen stukken:
Goedkeuring begrotingen algemene dienst en bedrijven voor het jaar
1970.
Koninklijk Besluit inzake goedkeuring wijziging vermakelijkheidsbe
lastingverordening.
Goedkeuring aankoop grond van D.Buurstede en Mevr.de Bruijn-Buurstede.
ruiling grond van Mevr.C.J.Konings-Heeren;
Goedkeuring 60,61,62,65,64,65 en 66 wijziging begroting 1969.
Verder is een brief ingekomen van het raadslid Brouwersinhoudende het
verzoek om het agendapunt 15,inzake aanwijzing van een plaatsvervangend:
wethouder, te behandelen als punt 4 van de agenda.
De voorzitter las de letterlijke tekst van de brief,waarin de argumen
ten tot agendawijziging waren vermeld, in zijn geheel aan de raad voorj
Op de vraag of dit voorstel gesteund werd door minstens twee andere
raadsleden, antwoordde de heer Brouwers bevestigend nl. door de heren
van Peer en Jaspers.
Van de zijde van het college van burgemeester en wethouders betonden
er geen bezwaren tegen deze agendawijziging. Ook de raadsleden hadden
geen bezwaar. Alleen de heer Luijkx zag er de wenselijkheid en de
noodzaak niet van in.
Gelet op het voorgaande ging de voorzitter over tot behandeling van
het voorstel inzake aanwijzing van een plaatsvervangende wethouder
overeenkomstig artikel 96 der gemeentewet.
De heer Brouwers zei het jammer te vinden,dat de raad "achteraf" werd
voorgelicht,dat de wethouders het werk gemakkelijk hebben aangekund
en ook geen vrees hebben voor het komende half jaar. Wanneer deze
voorlichting van B. ên W. was gegeven vóór de vorige raadsvergadering
dan had hij de vraag om een derde wethouder nooit in de raad gebracht.
Niemand beter dan B. en W. kunnen z.i. beoordelen in hoeverre een der
de wethouder eigenlijk overbodig is. Vandaar,dat ik mijn voorstel in
de vorige raadsvergadering gedaan ga terugtrekken en mij geheel achter
B. en W, stel. We moeten niet dwaas handelen. Als alles door het huidi-'
ge college goed geregeld kan worden, dan zie ik de noodzaak van een
derde wethouder niet .meer in, aldus de heer Brouwers.
Ik wil wel opmerken,zo ging hij voort, dat B. en W. mij niet het ver
wijt kunnen maken, dat ik hen in de vorige raadsvergadering heb over
vallen met deze vraag, want ruim een week vóór die vergadering heb
ik B. en W. omtrent mijn voorstel ingelicht. Graag breng ik nu in stem-l
ming mijn voorstel tot afvoering van dit punt van de agenda.
De heer Bruijns was het met de heer Brouwers eens.Na raadpleging van
de nota van B. en W. zag de heer Bruijns de noodzaak van een derde
wethouder voor slechts 6 maanden niet in. De nieuwe wethouder heeft
beslist 4^5 maanden nodig voor inwerking, zeker wanneer het sociale
zaken gaat betreffen.
Samasn. 17189 m