V
NG
POiEDERLANDSE GEMEENTE
HERDENKING GEMEENTEWET-JUBILEUM
DOOR DE GEMEENTERADEN
5de JAARGANG No. 28
13 Juli 1951
WEKELIJKS ORGAAN VAN DE VERENIGING VAN NEDERLANDSE
GEMEENTEN
REDACTIE: N. ARKEMA. Mr. S. J. FOCKEMA ANDREAE. Mr. A. KLEIJN. Dr. J. W. NOTEBOOM. M. L. VAN
PUTTEN. M. QUINT. Me). Mr. H. J. D. REVERS. Mr. J. IN T VELD. M. F. DE VISSER. Mr. PH. I. E. VAN
WOENSEL. Mr. H. D. VAN WIJK.
REDACTIE-ADRES: PALEISSTRAAT 5. 'S-GRAVENHAGE
De Minister van Binnenlandse Zaken. mr. J. H. van
Maarseveen. heeft op 5 Juli 1951 de volgende per
radio uitgezonden rede gehouden tot de gemeente
raden. die ter herdenking van het honderdjarige gel
den van de Gemeentewet in vergadering bijeen waren.
Dames en heren, voorzitters en leden
van de gemeenteraden in Nederland!
Op dit gedenkwaardig en feestelijk ogenblik, waar
op wij ons indachtig maken, dat heden voor hon
derd jaren de Gemeentewet werd afgekondigd en ver
bindend werd, verheug ik mij over het feit, dat de
voortgang der techniek 'het mogelijk maakt, dat ik tot
de gezamenlijke gemeenteraadsleden in Nederland
veel meer dan tienduizend in getal het woord kan
richten. Mijn lijfelijke afwezigheid maakt het U on
mogelijk om met de spreker, wiens stem U in Uw
midden thans hoort, naar Uwe gewoonte in een nut
tige gedachtenwisseling te treden, doch in deze leemte
wordt op een gelukkige wijze voorzien, doordat straks
Uwe gevoelens zullen worden vertolkt door mr. Oud.
de voorzitter van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, die tot deze herdenking het initiatief heeft
genomen.
Het eeuwfeest van de Gemeentewet is vóór alles het
eeuwfeest van de gemeenteraden. Vóór 1851 beston
den de gemeenteraden, in de zin, waarin wij ze thans
kennen, niet. Vóór 1851 waren de plaatselijke be
sturen rechtstreeks afhankelijk van de uitvoerende
macht, welker bevoegdheid om aan de plaatselijke be
sturen zodanige bevelen te geven als zij zou vermenen
te behoren, door de Grondwet uitdrukkelijk erkend
was.
In de plattelandsgemeenten, wier getal ongeveer
twaalf honderd bedroeg, werden de raden niet ge-
Toespraak Minister van Binnenlandse Zaken
kozen, maar door de Staten der Provincie benoemd.
Alleen in de omtrent tachtig stedelijke gemeenten
werden de raadsleden langs de weg van getrapte ver
kiezingen aangewezen. Eens gekozen konden zij nim
mer meer door hun kiezers ter verantwoording wor
den geroepen. Immers, zij werden voor de duur van
hun leven benoemd. Aan de kiezers ontbrak trouwens
ook de gelegenheid zich een objectief oordeel te vor
men over het doen en laten van de leden van de raad,
De vergaderingen van de raad werden namelijk niet
in het openbaar gehouden. Het zwaartepunt van het
bestuur lag ook niet bij de raad, maar bij de Colleges
van Burgemeester en Wethouders, die allen van ho
gerhand benoemd waren, en bij wie alle macht be
rustte, die niet aan de raad was opgedragen.
In al deze opzichten bracht 1851 de grote kente
ring. De raad kwam te staan aan het hoofd der ge
meente, de raad koos zelf zijn wethouders, de raad
vergaderde voortaan in het openbaar, de raad werd
rechtstreeks en periodiek door de gemeentenaren ver
kozen. In 1851 begint dan ook de gemeentelijke de
mocratie.
De grote staatsman, die de ziel en de drijfkracht
is geweest van deze ommekeer, Thorbecke, kende het
gemeentelijk bestuursapparaat, dank zij het feit, dat hij
lid van de raad van Leiden was geweest. Deze prac-
tische kennis en zijn ongewone vooruitziende en
scherpe blik hebben hem in staat gesteld een geheel
van regelen te ontwerpen, die gedurende honderd
jaren de ruggegraat van ons gemeentelijk bestel heb-
ben gevormd, en die voorbestemd schijnen zich in
1 grote trekken te blijven handhaven.
Een herdenking als deze ontleent zijn zin en be-
r tekenis echter niet alleen aan een terugblik in het ver
leden, maar ook aan een critische beschouwing van
333