-4- De heer VAN DE SANDE ziet als begin het afgeven van de bouwvergunning in 1991, want het bestemmingsplan is nog steeds niet afgerond. Hij is van oordeel dat de gemeente de consequenties moet aanvaarden als wordt afgeweken van de hoogte van de bebouwing en de dichtheid. Hij vindt een zorgvuldige besluitvorming van belang. Hij wil terughou dendheid bij het toepassen van de artikel 19-procedure. Hij wil nu een keuze maken en een besluit nemen, na alle taxaties die er nu liggen. Hij dringt erop aan voortaan van elke fractie voor een advies te zorgen, voordat er een raadsvoorstel komt. Wethouder BOURDREZ stelt dat de procedure doorlopen is, zonder planschadeverorde- ning. Hij is van mening dat dat echter geen invloed heeft op de hoogte van de vaststelling van de schade, maar alleen op de procedure. Het gaat nu ook in de eerste plaats om de hoogte van de schadevergoeding. Hij is van mening dat er inderdaad sprake is van geleden schade. Dat geldt voor de dichtheid van de bebouwing en de gebouwde hoogte. Voor deze gevallen is artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing. Hij vindt dat er zorgvuldig gehandeld is, ondanks dat het wat lang heeft geduurd. Er is ook nog een tweede taxatie uitgebracht door een ter zake deskundige. Er is overigens geen enkele taxateur die met een nauwkeurigheid van 100% kan taxeren. Daarnaast is ook juridisch advies ingewonnen. De jurist heeft vastgesteld dat er sprake is van schade en dat er dus een rechtsgrond is om uit te betalen. Hij is van mening dat in dit geval geen bemiddelingskosten vergoed hoeven te worden. Het is ook niet wenselijk om dat te doen, in verband met precedentwerking. Na de second opinion is er in het college een eind gemaakt aan de situatie van een meerderheids- en een minderheidsstandpunt. Hij wil daar niet verder op ingaan en met één standpunt naar buiten komen. De VOORZITTER licht toe, dat hij in het college aanvankelijk een minderheidsstandpunt heeft ingenomen ten aanzien van het totaal van de benadering van het probleem. Hij verwijst naar de notulen van de B&W-vergadering. Voor dit voorstel heeft hij het minderheidsstandpunt niet staande gehouden, maar bij de finale besluitvorming het meerderheidsstandpunt gevolgd. Voor het geval Hereijgers was hij overigens van mening dat er wel sprake is van planschade. De heer JACOBS (WNB) vraagt wanneer nu begonnen wordt met het opstarten van het bestemmingsplan. De heer MARTENS vraagt naar het bezwaar van de heer Van de Sande tegen de artikel 19-procedure. Hij wijst erop dat er op dit moment verschillende van die procedures lopen. De heer VAN DE SANDE zegt vooral bij grootschalige projecten daar zorgvuldig mee om te zullen gaan. De heer MARTENS vindt wel dat er schade is. Hij is overigens van mening dat er op verkeerde gronden getaxeerd is. Verder is hij van oordeel dat er niet per se een verordening hoeft te liggen. De procedure kan ook op goede onderlinge afspraken berusten.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1996 | | pagina 28