-6-
daarvan ziet hij nu niets terug. Er zijn dan twee mogelijkheden: óf het college vindt dat
de reeds eerder ingezette lijn gewoon doorgezet moet worden, óf misschien zijn er in
tweede termijn nog amendementen te verwachten. Dat is hem niet geheel duidelijk. Wat
zijn fractie zorgen baart is met name de voortvarendheid van de uitvoering ten aanzien
van de eerder in zijn betoog genoemde onderwerpen. Op dit moment kan er nog veel
werk verzet worden in het belang van Rijsbergen en hij wil daar toch speciale aandacht
voor vragen. Hij verzoekt het college de zaken die we nu nog zelfstandig kunnen regelen
snel ter hand te nemen.
De heer JACOBS (CDA) merkt ten aanzien van het wegenfonds op dat hij uit de
kadernota begrepen heeft dat het college besloten heeft het voorstel van de afdeling
Grondzaken niet over te nemen om de storting in het wegenfonds structureel te verhogen
met circa 300.000,—. Zijn fractie vindt dat wat al te gemakkelijk. Men vindt het van
belang om op korte termijn de onderhoudssystematiek van Zundert te bestuderen en met
een voorstel naar de raad te komen en de consequenties mee te nemen in de begroting
1996. Voorts is het CDA van mening dat het tijdstraject voor de herziening van het
bestemmingsplan Buitengebied ook gekoppeld moet worden aan de herinrichting van de
gemeente Rijsbergen. Eind van dit jaar zal de herin-richtingscommissie vier alternatieven
presenteren en het is dan aan de bevolking van Rijsbergen om zich over deze plannen uit
te spreken. Hij verzoekt het college het bestemmingsplan Buitengebied dus zeker ook te
koppelen aan het herinrichtingsplan. Afhankelijk van de procedures zou dat wat langer
kunnen duren, maar het lijkt hem zonde van het geld om een bestemmingsplan
buitengebied op te stellen, zonder op de hoogte te zijn van het herinrichtingsplan voor
Rijsbergen.
De heer UTENS heeft een aanvullende vraag richting de heer Van de Sande. Hij is erg
benieuwd naar de besteding van de
50.000,— in het kader van de bevordering van de werkgelegenheid. Kan hij daar in
tweede termijn nog even op terugkomen?
Wethouder BOURDREZ merkt op dat, hoewel de kadernota hier en daar goed politiek
getekend is, het toch primair een financieel stuk is, aan de hand waarvan een sluitende
begroting opgesteld zou moeten worden. Hij kiest dan ook in eerste instantie voor een
financiële benadering, waarbij hij uitgaat van hoofd- en bijzaken. Ten aanzien van de
belangrijkste post, personeel, is de vraag gesteld of er geschoven kan worden tussen
permanente en tijdelijke aanstellingen. Los van wat de voorzitter daar nog op zou willen
antwoorden, merkt hij op dat we wat dat betreft in een moeilijke situatie zitten. Van de
ene post kan nog niets geschrapt worden en bij de andere kan nog niets definitief worden
opgenomen, omdat we nog niet precies weten hoe de ontwikkeling zal zijn. Een en ander
zal mede afhangen van de andere gemeente. Het zou bovendien dwaas zijn dat ieder op
zijn eigen toer blijft zitten, terwijl men van een goede samenwerkingsmogelijkheid
overtuigd is. Ten aanzien van de personele invulling zou het college dus graag enige
ruimte hebben. De post van 100.000,— zou inderdaad, zoals toegezegd, bij de begroting
nader onderbouwd worden. Hoewel dat op dit moment dus nog niet aan de orde is, komt
het er in hoofdlijnen toch op neer dat het college nog niet precies weet waar het geld voor
nodig zal zijn. Wel is het zo dat voor diverse werkzaamheden derden zijn ingehuurd en
daarvoor moet natuurlijk ruimte gecreëerd worden. Ten aanzien van de volgende grote