WÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ^ De heer MARTENS wil graag het misverstand uit de wereld helpen dat zijn opmerking inzake Rijserf bedoeld zou zijn als een verwijt aan de portefeuillehouder. Het overleg met Rijserf is anders uitgepakt dan zijn fractie gehoopt en verwacht had. Richting de heer Rietveld merkt hij op dat het hem toch aan het denken zou moeten zetten dat hij als enige in de raad van mening is dat hij voldoende geïnformeerd is. Het C.D.A. is regelmatig door ouderen benaderd over de onduidelijke situatie bij het wegvallen van de oude stichting. Vervolgens heeft het C.D.A. het college een brief gestuurd om enige opheldering in de situatie te brengen. Toen is er in feite pas actie gekomen en het overleg in december, echter allemaal nadat het college- besluit gevallen was en dat heeft zijn fractie teleurgesteld. De heer PALS merkt op dat hij het gezegde van het korreltje zout niet erg gelukkig gekozen vindt. Als de wethouder zegt dat het onderwerp maandelijks in de commissie besproken is, dan bedoelt hij waarschijnlijk zijn mededeling 'geen ontwikkelingen; misschien volgende keer'. In de commissie van 15 november was het nog zo dat educatieve en recreatieve taken naar de gezamenlijke stichting Rijsbergen-Zundert zouden gaan en de overige taken naar de Stichting Rijserf. Inhoudelijk ziet hij geen probleem en maakt het niet uit welke stichting de zaken behartigt. De statuten zijn duidelijk en daarin is omschreven wat de stichting behoort te doen. Een inhoudelijke discussie over de taken van de stichting lijkt hem dan ook niet nodig. Hij verwacht dat de nieuwe stichting goed zal draaien, maar had liever gezien dat de Stichting Rijserf alle taken op zich genomen had. Voor de bevolking in Rijsbergen was dan in ieder geval duidelijk geweest waar men moest zijn. Uitgaande van afzonderlijke stichtingen in Rijsbergen en Zundert, had na de gemeentelijke herindeling nog naar één gezamenlijke stichting toegewerkt kunnen worden. De heer RIETVELD merkt in reactie op de heer Martens op ook in tweede termijn geen inhoudelijke mening van het C.D.A. over het voorliggende voorstel te hebben gehoord. Als de C.D.A.-fractie van mening is dat de procedure niet helemaal naar genoegen gevolgd is, dan is dat jammer, maar we zitten hier om een besluit te nemen over het voorliggende voorstel. Van de wethouder heeft hij begrepen dat met betrekking tot de Stichting Rijserf een deling van taken best bespreekbaar was. Als stichting heeft men echter een andere inzet gekozen en op een gegeven moment moet je als gemeente dan motieven en argumenten wegen en een beslissing nemen. Zijn fractie kan zich vinden in het voorstel en zal ook de gevraagde subsidie ondersteunen. Voor de subsidienemer zal dat overigens betekenen dat aan het eind van het jaar een toetsing plaatsvindt en wij, als subsidiegever, zullen kritisch kijken naar wat de stichting gedaan heeft. Hijzelf heeft er het volste vertrouwen in dat de stichting aan onze verwachtingen zal beantwoorden. De heer UTENS merkt richting de heer Rietveld op dat de raadsleden vanavond inhoudelijk inderdaad niet veel verschillen. Met betrekking tot de door de heren Martens en Pais gesignaleerde verwarring over de voortgang tijdens het voortraject, is hij van mening dat ook de raad min of meer overvallen is door de vorming van de nieuwe stichting en dat voor de ouderen in Rijsbergen hetzelfde geldt. Kern van de zaak is naar zijn oordeel toch dat er te weinig informatie is gegeven. Werkend in dit soort trajecten, ontstaat vrij gemakkelijk een stukje bedrijfsblindheid, waardoor er sneller gewerkt wordt dan de raad qua kennis kan bijhouden. Uit de stukken krijgt hij de indruk dat het college wellicht eerder rondom het welzijnsprogramma uitspraken had kunnen doen en wellicht eerder duidelijkheid richting Rijserf had kunnen verschaffen. Een groot deel van de discussie van vanvond was dan niet nodig geweest. - 5 -

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1995 | | pagina 5