mé
-10-
worden en natuurlijk zouden daar andere bedragen uitkomen. Het raadsvoorstel van
vanavond acht hij derhalve terecht. Er zijn inderdaad andere bedragen uitgekomen en het
lijkt hem dan ook onterecht om aan die mensen dezelfde eisen te stellen als in de periode
daarvóór.
Wethouder BOURDREZ stelt vast dat er een paar moeilijke vragen op tafel liggen. De
vraag waarom die nu gesteld worden kan hij niet beantwoorden, daar hij ze niet gesteld
heeft. Ingaande op de begrippen zoals die in de beleidsnotitie staan, merkt hij op dat de
beleidsnotitie niet is ingetrokken en derhalve als zodanig gevolgd moest worden. Op twee
plaatsen wordt daarin over de waarde gesproken. De ene plaats staat 'op de hoogte van de
taxatiewaarde in onbewoonde staat'. Op een andere plaats is sprake van 'de verkeerswaar-
de in onbewoonde staat'. Die twee begrippen bij elkaar nemend, ziet hij maar één oplos
sing, namelijk dat hij de huizen moet verkopen tegen getaxeerde waarde op het moment
van verkoop. Dat is de verkeerswaarde. In die zin is er ook gehandeld. De huizen zijn -
met de nodige souplesse - getaxeerd en tegen die waarde zijn ze verkocht. Dat is een vrije
verkoopwaarde, acceptabel voor het maatschappelijk verkeer, waarbij je de mensen dus
geen beperkende bepalingen meer kunt opleggen. Vandaar ook het voorstel om die
bepalingen in te trekken. Dat had eigenlijk al in een eerder stadium moeten gebeuren,
maar is door omstandigheden nagelaten.
De heer MARTENS zou graag horen wat de portefeuillehouder bedoelt met het woord
'souplesse'; het betreft toch een beedigd taxateur?
Wethouder BOURDREZ merkt op dat diverse taxaties mogelijk zijn. Je kunt op het
maximum, maar ook op het minimum gaan zitten; er is dus altijd een ruimte. Het college
heeft gezegd dat het bij de mensen niet het onderste uit de kan wilde halen en vandaar dat
gezegd kan worden dat met de nodige voorzichtigheid is getaxeerd.
De VOORZITTER gaat in op de vraag die door de heer Van de Sande expliciet aan hem
werd gesteld. Ten aanzien van de discussie merkt hij op, dat de suggestie gewekt wordt
als zou er vanalles aan de hand zijn. Er is in wezen niets aan de hand, want de verkopen
van de woningwetwoningen zoals die in het verleden hebben plaatsgevonden, zijn altijd
via de commissies geleid waar de taxaties in zaten. Daar is over alles gewoon gesproken
en alle dossiers hebben daar gelegen. Op de notitie zoals die er ligt valt niets af te dingen
en dan is algemeen bekend dat alle vorige colleges op advies van de afdeling de
taxatiewaarden hebben gehanteerd, zoals die gehanteerd werden in de onroerend
goedbelasting. Hij vindt het jammer dat de discussie vanavond toch een beetje een beeld
oproept dat niet klopt met de werkelijkheid. Politiek bedrijven mag, vindt hij, maar niet
op deze manier. Na de vanavond opgeroepen beeldvorming zou het wel eens interessant
kunnen zijn om heel expliciet een onderzoek te laten instellen naar hoe alles precies
gegaan is. Hij heeft er echter wel bezwaar tegen dat nu het beeld wordt opgeroepen alsof
dat aan een van de vorige colleges heeft gelegen. Het is een consistente lijn geweest en
als de raad vanavond vaststelt dat de interpretatie van die richtlijn niet helemaal
consequent is geweest, dan heeft naar zijn mening wel de hele raad daarmee ingestemd.
Waar het nu om gaat is dat er nog een tweede aspect in het voorstel zit, namelijk dat wij
vanaf 1990, na het verschijnen van de circulaire van de minister van Volkshuisvesting,
bepalingen hebben opgenomen die allang waren ingetrokken en er dus niet in hadden