acht dat een ernstige aantijging en zou die graag onderbouwd willen zien. Naar zijn oordeel is het beslist niet zo dat de woningen vóór juni 1994 op een oneigenlijke manier verkocht zijn en hij daagt de heer Van de Sande uit om dat hard te maken. De heer VAN DE SANDE merkt bij interruptie op dat, als de woningen tegen de juiste waarde verkocht zouden zijn, de minister van VROM daar de opmerking over gemaakt zou hebben, zoals ze het nu ook doet, dat er tegen marktwaarde verkocht wordt. Raadsvoorstel en notitie gaan duidelijk uit van de hoogste waarde in onbewoonde staat en dat druist in tegen het artikel van VROM. Het feit dat de minister niet reageert op de vorige raadsbesluiten geeft zijns inziens duidelijk aan dat het college niet gehandeld heeft conform de hoogste waarde in onbewoonde staat. De heer UTENS vindt dat een vreemde opmerking. Hij voelt zich aangesproken als lid van het voormalige college en vraagt wederom een en ander hard te maken. Alle besluiten zijn gewoon goedgekeurd en hij kan dus de constatering dat vorige colleges niet correct gehandeld zouden hebben totaal niet plaatsen. De heer VAN DE SANDE merkt op dat als je de zaken goed op een rijtje zet en de prijzen van de afgelopen jaren in ogenschouw neemt, je een behoorlijk verschil ziet tussen de gehanteerde waarden. De heer UTENS vraagt de heer Van de Sande nogmaals zijn beweringen te onderbouwen. Kan hij dat niet, dan dient hij zich te onthouden van uitspraken over vorige colleges. De heer VAN DE SANDE wijst op de eerste alinea van de beleidsnotitie. Daar staat duidelijk dat in 1989 door de raad besloten is de woningen te verkopen tegen een prijs die ligt op de hoogte van de taxatiewaarde in onbewoonde staat. Dat is waar het om gaat en de heer Utens zou wat dat betreft zijn huiswerk wat beter moeten maken. Hij herhaalt zijn vraag waarom het college niet conform die voorwaarden gehandeld heeft. De heer JACOBS (WNB) vraagt zich af welke taxatiewaarde bedoeld wordt. Zou dat de taxatiewaarde voor de onroerend zaakbelasting zijn, dan mag niet gesproken worden over in onbewoonde staat. In onbewoonde staat is een vrije marktwaarde, zoals die altijd gehanteerd is. De heer VAN BEIJSTERVELDT vraagt zich waarom deze discussie nu op tafel komt. Dan zijn er, zoals de heer Van de Sande suggereert, na 1989 kennelijk toch huizen verkocht in strijd met de toen gestelde regels. De heer MARTENS voegt een aspect toe aan de discussie. Hij merkt op dat het raadsbesluit van 1989 eigenlijk genomen is naar aanleiding van het indertijd geformuleer de rijksbeleid waarbij het eigen woningbezit werd bevorderd. Daarom is ook de gemeente Rijsbergen ertoe gekomen om vanuit het eigen huurwoningenbezit onder goede voorwaarden huizen beschikbaar te stellen. Later is de situatie ontstaan dat de gemeente zijn huurwoningenbezit ging overdragen aan een nieuwe stichting. Op dat moment verklaarden bepaalde mensen alsnog hun huurwoning te willen kopen. Er is toen een nieuw raadsbesluit genomen, waarin specifiek geregeld is dat er opnieuw getaxeerd zou

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1995 | | pagina 47