14 met de journaliste heeft hij duidelijk aangegeven dat we in een oriënterende fase zijn en dat er eerst verder gepraat moet worden. Het woord 'onderhandeling' klopt dus niet in het verhaal, er is geen enkele onderhandeling. Hij wil pas naar de raad komen op het moment dat er iets concreets te melden valt. In commissievergaderingen is hij uitgesproken open en alles wat er te melden valt wordt gemeld. De opmerking daarover begrijpt hij dan ook niet. Ten aanzien van het subsidie merkt hij op dat je nooit iets moet doen omdat je subsidie krijgt. In de tweede plaats is er een toezegging van de provincie, waarin staat dat we een contract moeten hebben voor een bepaalde datum, wat ook gerealiseerd wordt. Hij hoopt binnen afzienbare tijd een nieuw contract te hebben. Vervolgens zal dan met de provincie gepraat worden of men bereid is subsidie te verstrekken. De provincie heeft nooit voorgeschreven met wie we zaken moeten doen; er is alleen sprake van een rechtsgeldig contract dat ook gerealiseerd moet worden. Het heeft geen zin nu al naar de provincie te gaan; het lijkt hem zinvoller te wachten tot we een andere partner gevonden hebben De heer PALS stelt vast dat er op dit moment geen contract is. Het is dus niet zeker dat die 7 ton doorgaan. Hij vraagt zich af hoe dan dat gat gevuld gaat worden. De provincie had immers al problemen met de totale financiële invulling. Moet, omdat de gemeente er niet meer geld in wil stoppen, de volgende ontwikkelaar dan voor die 7 ton opdraaien? Op die vraag heeft hij nog geen antwoord gehad. De VOORZITTER vraagt de raad bij de zaak te blijven. Het gaat om de vaststelling van het bestemmingsplan en natuurlijk zitten daar een aantal verwevenheden in met de uitvoering. Voor het bestemmingsplan is het overigens noodzakelijk dat er een exploitatie- opzet bij zit en in die zin is het interessant om over de verdere invulling van een deelplan te praten. Het bestemmingsplan als zodanig heeft de bedoeling om aan te geven wat er op enige plaats gerealiseerd wordt en zowel college als raad weten dat met betrekking tot een onderdeel daaruit, met daaraan gekoppeld een financiering, er nog een stuk huiswerk gemaakt moet worden. Hij vraagt het college de ruimte te geven om dat in te vullen en de discussie vanavond toe te spitsen op het totale bestemmingsplan. Wethouder BOURDREZ merkt ten aanzien van de Rabobank nog op dat in de model bouwverordening 1992 zeer nadrukkelijk staat dat 'indien de omvang of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot de te verwachten behoefte aan ruimte voor parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien, in, op of onder dat gebouw, danwel op of onder het daarbij behorende onbebouwd blijvend terrein'. Volgens deze bouwverordening kan de gemeente dus bepaalde eisen stellen. De wethouder hoopt niet dat daarop een beroep moet worden gedaan, maar dat zou toch in ieder geval een mogelijkheid geven om een aantal parkeerplaatsen veilig te stellen. De VOORZITTER stelt dat een en ander dus voldoende wordt afgedekt. Komen er concrete bouwvoorstellen, dan zal gekeken moeten worden naar het aantal parkeerplaatsen dat verplicht is op eigen terrein. Dat was ook de strekking van het amendement en zal daarin meegenomen moeten worden. Hij neemt aan dat daarmee dat onderdeel van het amendement kan vervallen. De heer JACOBS (WNB) deelt mee dat zijn fractie na overleg besloten heeft punt 2 van

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1995 | | pagina 37