13 De heer VAN DE SANDE stelt dat het 31 maart-gebeuren ook in de commissie Grondzaken aan de orde is geweest en vertrouwt erop dat het college een en ander zorgvuldig zal behandelen. Afgezien van het persbericht, vindt hij dat de zorgvuldigheid in het traject voorop moet staan. Hij gaat ervan uit dat het college, alvorens besluiten te nemen, eerst in Grondzaken uitvoerig aan de orde zal stellen. Ten aanzien van het bestemmingsplan wil hij nog opmerken dat de supermarkt-ondernemer zijn bedrijf zonder enige beperking moet kunnen blijven voeren. Over de toepassing van het overgangsrecht heeft zijn fractie een andere mening. De heer MARTENS zegt toch wat geschrokken te zijn van de reacties die zijn opmerking heeft losgemaakt. Hij hoopt niet datgene gezegd te hebben wat mevrouw Haast hem verwijt. Hij is zeker niet van mening dat door raadsleden, bestuur, college en ambtenaren niet hard genoeg gewerkt zou worden en denkt dat ook absoluut niet gezegd te hebben. De opmerking door de voorzitter als zou hij zijn huiswerk niet goed doen, wordt door hem zeer kwalijk genomen. Hij kent het door de voorzitter bedoelde artikeltje en is van mening dat de daarin gebruikte taal voor iedereen begrijpelijk is. Dat informatieblad lijkt hem bij uitstek het medium om goede informatie te verspreiden. Zijn opmerking betrof echter het artikel dat bij de raadsagenda gepubliceerd is in het weekblad Rijsbergen en Zundert. Voorts heeft hij niet bedoeld te zeggen dat er uit dit bestemmingsplan een negatief beeld zou blijken. Hij meent dat het in het algemeen zinvol is zaken zo goed mogelijk aan je burgers duidelijk te maken. Ten aanzien van de Koutershof merkt hij op dat, los van de wijzigingsbevoegdheid, altijd nog een goedkeuring van de provincie nodig is. Ten aanzien van punt 2 van het amendement, de Rabobank, zou hij graag duidelijk van de portefeuillehouder horen of het amendement nu wel of niet op deze manier ondersteund wordt. Zijn fractie is in principe voorstander van handhaving van de parkeerplaatsen en wil de Rabobank dus niet de mogelijkheid bieden over deze parkeerplaats uit te breiden. Wanneer het amendement datzelfde beoogt, kan zijn fractie daarmee instemmen. De VOORZITTER merkt richting de heer Martens op dat wie kaatst de bal moet verwachten. Pas in tweede instantie nuanceert hij zijn opmerking. Overeind blijft in ieder geval de intentie van de heer Martens dat hij voorstander is van een goede voorlichting en daar is het college het volledig mee eens. Zette de heer Martens in eerste instantie aan op onvolledige informatie; bij zijn nuancering in tweede instantie blijkt dat het hem veel meer gaat om de vorm waarin. Het meningsverschil over de woordkeuze zal wel blijven bestaan, maar de voorzitter bestrijdt de stelling dat een geïnteresseerd lezer de gepubli ceerde teksten niet zou begrijpen. Wethouder BOURDREZ merkt met betrekking tot de voorlichting op dat hij geen enkel nieuws heeft aangeleverd, om de simpele reden dat er geen nieuws was. Hij heeft een prettig gesprek met de betreffende journaliste gehad, die vervolgens een aardig verhaal in elkaar gestoken heeft. De kwestbare dingen daarin zijn echter niet van hem afkomstig, die heeft zij uit andere bronnen en daar kan hij haar niet van weerhouden. De heer PALS vraagt of het verhaal wel klopte. Uiteindelijk heeft de wethouder toch bepaalde aanwijzingen gegeven. Wethouder BOURDREZ verzoekt eerst zijn verhaal te mogen afmaken. In het gesprek

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1995 | | pagina 36