m -3- Wethouder BOURDREZ zegt dat volgens hem, na de herberekening, nu de juiste bedragen zijn vastgesteld. De heer VAN BEIJSTERVELDT blijft van mening dat zoveel verschillende getallen in een zo korte periode verbazing wekken. De VOORZITTER zegt dat het hier gaat om het resultaat van de herberekening, zoals die is gevraagd. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten, met de aantekening dat de heren Martens, Van Beijsterveldt en Jacobs (CDA) geacht willen worden te hebben tegengestemd. 4. Voorstel tot het vaststellen van de verordeningen op de heffing en de invordering van rioolafvoer- en rioolaansluitingsrecht 1996 (Bijlage nr. 116) De heer JACOBS (CDA) brengt het amendement van november vorig jaar in herinnering, dat toen door de gehele raad gesteund werd. Dat amendement hield in, dat het rioolaf- voerrecht, dat gebaseerd is op het aantal kubieke meters water dat wordt afgenomen van het waterleidingbedrijf, een behoorlijke ongelijkheid schept voor met name de agrarische sector. Een groot deel van het water dat daar wordt afgenomen, wordt namelijk niet via het riool geloosd, maar als drinkwater voor het vee of anderszins gebruikt. Het amendement van de raad hierover is niet in de verordening opgenomen. Hij vraagt hoe het college om wil gaan met die agrarische bedrijven die volgens de letter van de verordening wel erg zwaar worden aangeslagen. Hij vraagt of die allemaal via bezwaar schriften in de commissie beroep- en bezwaarschriften moeten dienen. Hij vraagt of het niet mogelijk is een regeling te maken die ervoor zorgt dat de aanslagen toch gebaseerd zijn op de hoeveelheid water die uiteindelijk in het riool terechtkomt. Hij verwijst naar de manier waarop dat in Zundert geregeld wordt. De heer VAN DE SANDE vraagt hoe de rioolbelasting verlaagd kan worden naar een redelijker tarief voor eenpersoonshuishoudens en agrarische bedrijven. Hij wijst op raadsbesluiten die daarover liggen. Hij dringt aan op overleg met de provincie om hier afspraken over te maken, als er ruimte is binnen de begroting om het tarief te verlagen. Wethouder BOURDREZ wijst er op de eerste plaats op, dat de provincie niet toestaat dat in de verordening specifieke groepen genoemd worden. Toch wil het college bevorderen dat die groepen op een zo makkelijk mogelijke manier toch tot een lagere betaling komen. Hij wil ook vermijden dat dit via beroep- en bezwaarprocedures moet verlopen. Hij wil daarover graag nader overleg en zegt toe ook de manier waarop Zundert dat oplost in de beschouwingen te zullen betrekken. Hij wil er met zo weinig mogelijk werk voor zorgen, dat de groepen die het betreft niet benadeeld worden. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel besloten. A

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1995 | | pagina 143