- 18 - Dhr. Rietveld We hebben geen problemen met dit voorstel, maar wij willen wel expliciet e- ven zeggen dat wij inderdaad onder uitbreiding verstaan: het leggen van de kabel en niet het concreet aansluiten (dus: het plaatsen van de kasten in de huizen) De voorzitter Nog andere leden van de raad? Dhr. van de Rijzen (daar begin ik even mee) die zegt: "Er lagen toch twee opvattingen". Ja, dat is ook wel zo, maar als je daar dan vervolgens een voorstel van moet maken, dat naar de raad moet om daar een besluit over te laten nemen, dan is het een goede gewoonte dat je in ieder geval met een voorstel komt, dat in ieder geval ook draagvlak heeft. Wel zodanig dat iederen zich daar ook in kan vinden. Juist vanwege het feit dat je in twee commissie-vergaderingen toch zeer uitvoerig en zeer intensief daarover hebt gesproken, achtte het college het niet wenselijk om met dat gegeven zoals het op tafel lag, naar de raad te gaan. Dit omdat met name tegen de kostenverhoging in een abonnementstarief nogal wat bezwaren werden ingebracht, waarbij het niet zozeer ging over het aantal; als je daar het draagvlak op zoekt. Ook binnen het college is uitvoerig gediscussieerd over het feit dat het natuurlijk prachtig is om het hele buitengebied aan te sluiten, maar of het nu twee gulden zoveel verhoging is, of vier gulden zo veel, dat is inderdaad voor een aantal mensen een behoorlijke aanslag. We be schikken inderdaad nog steeds niet over een instrument om nu exact te kunnen aangeven wat de waarde van zo'n opvatting is. In zijn algemeenheid weten we dat inderdaadvoor een aantal mensen dit soort verhogingen diep ingrijpen. We zeggen dan ook: kunnen we niet proberen met het voortzetten van het beleid daar waar mogelijkheid is om te bekabelen, te bekabelen met de redelijke ze kerheid om tot aansluiting te komen. Het zou natuurlijk prachtig zijn om te zeggen: "nu, doe maar", maar wij begrijpen dat u als raad gewoon de vinger aan de pols wilt houden. Dan is denk ik het compromis het meest haalbaar door over de bekabeling geen discussie te krijgen. Het aansluiten met alle financiële gevolgen van dien; dat is gewoon een verstandige zaak om aan de raad voor te leggen. Dit betekent dat per sectie bekeken zal moeten worden wat het aansluitingspercentage is. Ik denk ook niet dat wij daar als raad over in discussie moeten gaan. De enige consequentie van een dergelijke aan pak is dat de termijn waarop het buitengebied aangesloten zal gaan worden (en dan heel ver gaand kom ik ook in de richting van mevr. Baelemans) tot en met inclusief de super-onrendabele-gebiedenHet is wat onzeker om daarover te praten. Ik durt op basis van de situatie zoals het er nu bijligt, niet te garanderen dat over twee of drie jaar het totale buitengebied is aangeslo ten. Maar er speelt nog iets anders mee. Het zal u niet ontgaan dat via de media ook steeds duidelijker wordt dat de ontwikkeling van de techniek zoda nig gaat, dat wat we vandaag moeten constateren als super-onrendabel, dat dat over een of twee jaar duidelijk anders kan komen te liggen, met alle ge volgen van dien. Ik denk dat de bewoners in het buitengebied er erg veel waarde aan hechten hoe de raad denkt over het aansluiten van het buitenge bied. Als dat betekent dat middels dit voorstel de intentie er ligt dat we dat inderdaad willen, dat een markering daarbij ook is dat we de tarieven niet willen laten stijgen, en dat dat ook betekent (ik denk dat dat ook de winst is geweest van de discussie die we in de twee commissie-vergaderingen hebben gehad) dat we daarbij ook zullen moeten vasthouden dat aan de hand van de zelfde normen gewerkt gaat worden. Dat betekent dat in de commissie vergadering aan de hand van de cijfers ook is aangegeven dat ook wat aan sluitkosten betreft de correctie jaarlijkt toegepast moet worden om het een en ander zuiver te houden. Dan komen we, als er uit de reserves van het be drijf middelen moeten worden aangewend om weer een bepaald gebied aan te sluiten, dan kunt u daar zelf in alle vrijheid op dat moment ook over beslui-

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1992 | | pagina 6