- 12 - Over het recht van het college mevrouw van den Bemd. Ik zit hier als portefeuillehouder welzijn. Wij zijn het bijna altijd met elkaar eens mevrouw van den Bemd. Want zo werkt dat in de politiek, en dat hoef ik u na 12\ jaar niet meer uit te leggen denk ik. Wat dat betreft meneer van den Bemd, het zij zo, u refereert eraan. De macht van het getal in de raad dat heb ik ook weieens ervaren toen ik aan die zijde van de tafel zat, dat is niet anders. U heeft daar kennelijk problemen mee. Nogmaals dat is politiek. Dat doet niet af aan de opmerkingen mijnerzijds voor het maken van politieke keuzes. Dat geldt evenzeer natuurlijk voor de wijzigingsinitiatieven. Wij hebben daar zeer uitvoerig met elkaar in de commissie over van gedachten gewisseld. U vindt dat een stap terug. Ik vind het duidelijk een stap voorwaarts. Ik meen dat te mogen baseren m.n. op de reacties die ik vanuit het verenigingsleven toch gekregen heb. Ik heb in eerste beantwoording aangegeven dat dit college openstaat voor iedere vereniging en instelling die daadwerkelijk in de problemen zou komen. Ik ben daar niet zo bang voor. De verenigingen en instellingen die toch enige korting ondergingen, hebben steeds een open deur in dit huis aangetroffen als het ging om het oplossen van de problemen. Een andere zaak is, het principieel opnemen van verenigingen en instellingen in welzijnsprogramma, en daar hebben wij ook invulling aangegeven. Wat dat betreft deel ik uiteraard uw mening niet van die stap terug. Ik heb u ook aangegeven wat het landelijk beleid in deze zal zijn. Hoe de historie verlopen is en u heeft zelf de tijd meegemaakt van de doeluitkeringen, toen aangekondigd werd dat de algemene welzijnsuitkering zou komen te vervallen en in het gemeentefonds terecht zou komen. Daar hebben we nu gewoon een nadere invulling aan proberen te geven. Je zit op dit moment gewoon in die tussenfase. Wat dat betreft denk ik dat we in 1992 nog een wat meer uitgebalanceerd stuk zullen kunnen brengen. Maar dat wisten we van tevoren. Dhr. van den Bemd: Toen wij als jeugdige in de raad kwamen in 1974, kenden wij het systeem dat een jeugdraad op een gegeven moment een advies uitbracht over subsidieaanvragen van jeugdverenigingen. Als we na die handje klap toestand van het verleden terug moeten gaan, dan betreur ik dat in 1991 voor Rijsbergen. Wethouder Utens: Met die opmerking kan ik echt niets, want we gaan er niet terug naar toe. Nogmaals uw raad bepaalt wat er gebeurt. We hebben daar in alle uitvoerigheid over gesproken, vooral over de inbreng van de verenigingen. Laten we dat heel duidelijk zeggen. We hebben een informatieavond gehad en een hoorzitting gehad. De verenigingen hebben alle gelegenheid gehad om zaken naar voren te brengen. Hebben dat ook gewaardeerd. Hebben dat ook neergeschreven. Hebben dat ook verteld. Ik heb met een aantal verenigingen die nog wat vragen hadden, overleg gehad. Dus wat dat betreft denk ik dat de politiek het verhaal hier toch wat ingewikkelder maakt dan het in werkelijkheid is, want er is echt geen aanleiding toe. Maar goed het is uw gedachte en wij verschillen hierover van mening denk ik. Dat is gewoon het hele gegeven. Meneer van de Sande is blij te horen dat zijn nota niet in de prullenbak verdwenen is. Dat was zeker onze bedoeling niet, ik heb u dat ook aangegeven. Als leidraad is het best aardig om erbij te houden. Ik beluister toch uit uw vraagstelling in tweede termijn dat u toch wel enigzins begrip heeft voor de situatie zoals wij over die invoering denken. Ik heb ook aangegeven dat dit stuk ook nog niet af is. Maar voor 1992, we zitten nu duidelijk in de overgangsfase. U heeft er zelf aan gerefereerd dat we er dan best wat beter onderbouwd uit zullen komen. Dat geldt evenzeer voor de opmerking jeugd en jongerenwerk. Ja als het voor de andere twee geldt, dan geldt het natuurlijk voor die ene uiteraard ook. Die opmerking zal ik zeker

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1991 | | pagina 78