- 6 - Het lijkt hem toch verstandig de punten 15 en 16 niet op één noemer te gooien. Het zijn twee verschillende zaken die een wezenlijk verschil van inhoud hebben Dhr. Rietveld: Het zal u ook niet verbazen dat wij het standpunt van het C.D.A. ondersteunen. Wij hebben zelfs 2 brieven doen uitgaan nl. op 28 en 31 december. Ook deze punten werden daarin vermeld. Wij maken ons wat dat betreft grote zorgen over dat gebied met landschappelijke waarden. Wij vragen ons ook inderdaad af of PPC daar de medewerking in zal geven. Tevens zouden wij nogmaals willen verzoeken een concreet, liefst op papier, een antwoord op onze vragen die wij op 3 oktober al een keer gesteld hebben. Wij ondersteunen het voorstel van harte om voor de 24e een speciale commissievergadering te doen houden waardoor we dieper op de zaken kunnen ingaan. De voorzitter: hij neemt aan dat geen andere leden van de raad behoefte hebben aan toelichting. Het was ons uiteraard bekend als college dat er bij leden van de raad behoefte was om nadere informatie te hebben op een aantal onderdelen. En dat dat een overweging was om te zeggen wij willen het agendapunt afgevoerd hebben van de vergadering van 3 januari. Het college heeft zich daar over gebogen en vandaar ook dat ik de onderwerpen 15 en 16 uit elkaar wil halen. Hij denkt dat het aankopen van de grond opzich niets van doen heeft met het bestemmingsplan en al die dingen meer. Dat dat voorstel door ons niet terug kan worden genomen vanwege het feit dat de akte voor 1 februari, althans de begrotigingswijziging, dat wij die terug moeten hebben om de akte te passeren Dat voorstel willen wij zonder meer op de agenda houden. Het voorstel m.b.t. agendapunt 15, waar het gaat over het formuleren van de uitgangspunten, daar beproeft hij even wat verschil. De slotconclusie is wel hetzelfde, maar de motivering die varieert. Het C.D.A. zegt dat zij een brief gestuurd heeft en dat zij daar geen voldoende antwoord op heeft gekregen. Dat kan men dan wel zo vinden, maar hij denkt dat men het antwoord heeft gelezen dat men in deze fase op een aantal van die vragen geen zinnig antwoord kan geven omdat men veel te vroeg is. Als men nu gaat praten over wat is de prijs van een vierkante meter grond, dan zegt hij dat komt in een later stadium bij het opstellen van het bestemmingsplan aan de orde en maakt het onderdeel uit van het bestemmingsplan daar waar het de exploitatieopzet betreft. Als er gevraagd wordt van geeft u nu eens aan welk bedrijven daar na toe gaan, dan is dat een niet terzake doende vraag, wel belangwekkend maar niet terzake doende in deze fase, en zeker niet om dat prijs te geven. Dat is ook ongebruikelijk om dat te doen. Er is een peiling gehouden. Er is een indicatie, vandaar ook dat we hebben gezegd van we hoeven niet verder te gaan qua omvang dan de grootte die thans is voorzien met het terrein wat nu aangekocht kan worden. Daar kan het voorlopig beperkt blijven om daar de eerste knelpunten op te vangen. In een later stadium en daar is ook op gewezen, zou men ook de eigenaren die met grond in de toekomstige te verwerven deel liggen, daar wat duidelijheid over verschaffen. Hij denkt dat men daar inderdaad gelijk in heeft, maar hij

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1991 | | pagina 6