aanzien van vragen over de financiële situatie CAI, hoe die zaak ligt en ik had niet anders kunnen verwachten, wanneer de heer van de Rijzen zich nogal sterk maakt over de perikelen rondom digitalisering van kaartmateriaal. Wat dat betreft kan ik u op dit moment ook verwijzen naar een wat uivoeriger visie daarover, die ook in de nota "Automatisering" is verwoord. Ik wil overigens voor dit moment volstaan met hem toe te zeggen dat zijn bezorgdheid over de financiële consequenties die daaraan verbonden zijn, dat wij die delen, maar dat wij een afweging zullen moeten maken in de totaliteit, wat wij uiteindelijk zullen doen. Zover zijn wij zeker nog niet. Wij prijzen ons ook zalig, zo niet gelukkig, dat wij op dat punt kunnen beschikken ook over deskundigheid in deze raad. Dan kom ik bij de fractie Werknemersbelangen. Mevrouw van den Bemd heeft al een voorschotje willen nemen op de evaluatie over de behandeling van de begroting van dit jaar. Haar kennende, weten we dat zij dat op haar eigen wijze naar voren weet te halen, maar ik denk toch dat het verstandig is om het hele traject eerst eens af te lopen, dan met elkaar echt te evalueren, alvorens u mij uitdaagt een stelling over in te nemen namens het college, want dan zou evaluatie niet meer nodig zijn. Je moet eerst met elkaar van gedachten wisselen, om vervolgens tot een conclusie te komen, maar zoals is afgesproken, zullen we dat ook zeker doen. Overigens moet daarbij toch aangetekend worden dat in ogenschouw moet worden genomen dat in het besluitvormingsproces het aanpakken van de beleidsvelden via de commissies naar onze indruk toch een niet zo slechte is, omdat je namelijk dan in de positie verkeert wat dieper op de verschillende onderdelen in te gaan. Op het moment dat je in een gecombineerde vergadering zit, lees: de hele raad, dan denk ik dat dat toch ten koste zou gaan van een stukje kwaliteit op de verschillende beleidsvelden, maar nogmaals: wij zullen daar ongetwijfeld in de commissie Bestuurlijke Aangelegenheden nog over van gedachten wisselen. Ja ik heb, denk ik, ook haar al beantwoord op mijn eerdere opmerking over openbare orde en veiligheid. Alleen zij stelt het hier nog wat specifieker, door te zeggen: "kunt u ons garanderen dat....". Ik kan u niet garanderen, mevrouw. We hebben alleen de verwachting dat de samenwerking, in ieder geval kwalitatief, ons meer oplevert dan ieder voor zich, zoals dat tot voor kort het geval was. Met betrekking tot uw vraag over het feit dat mogelijkerwijs de brandweer niet toegerust zou zijn voor haar taken, zeker haar bovenlokale taken, denk ik dat wij ons wat dat betreft enigszins gerust kunnen stellen, dat we mogen vaststellen dat onze brandweer, gelet op datgene wat zij van tijd tot tijd uitstraalt middels prestaties om haar deskundigheid te bewijzen; dat dat er niet om liegt, als je al enige jaren als korps op de eerste plaats eindigt in de regionale competities, dan spreekt dat denk ik boekdelen. Ik denk ook dat u bij wat grootschaliger inzet, nog niet zolang geleden in het dorp, u ook hebt kunnen zien hoe zij werken, maar dat zij bovendien ook goed kunnen werken dankzij het feit dat u als raad ook ervan overtuigd bent dat zij dienen te beschikken over goed materieel. We mogen met zijn allen concluderen dat dat zeer zeker het geval is. Mevr. van den Bemd Mag ik heel kort interrumperen, voorzitter. Het is zeker niet negatief be doeld, maar daar waar wij onze vraag gesteld hebben, ging het ons duidelijk om het goed uitgerust zijn nu, maar ook in de toekomst, want daar waar zich nieuwe taken aandienen gaat het niet alleen om de kwaliteit, dat is wel heel belangrijk natuurlijk, maar het gaat evenzeer om de kwantiteit. Daar gaat het ons eigenlijk om want er zullen nog diverse besluiten genomen moeten worden, denk ik. De voorzitter Ik heb vrij recentelijk vanuit het korps mogen vernemen dat zij het gemeente bestuur, als korps, zeer erkentelijk zijn voor de wijze waarop vanuit het

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1991 | | pagina 277