GEMEENTE RIJSBERGEN
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijsbergen
gehouden op woensdag 6 november 1991 des avonds om 20.00 uur ten gemeente
huize.
AANWEZIG: mevr. E.C.A.M. Baelemans-Goos
mevr. M.C. van den Bemd-Deckers;
dhr. J.C.M. van den Bemd;
dhr. J.H.L.H. Bourdrez;
dhr. C.A.J. Jochems;
dhr. P.L. Rietveld;
dhr. L.A.D.M. van de Rijzen;
dhr. M.A. van de Sande;
dhr. J.C.W. van Steenoven;
dhr. P.G.H.N. Utens;
dhr. A.J.M. Verschueren.
dhr. N.J.L. de Jaeger.
dhr. M.M.M.F. de Schwartz (loco).
DE VOORZITTER:
DE SECRETARIS:
De voorzitter heropent de vergadering. Het woord is nu aan het college voor
het beantwoorden van de gestelde vragen in de eerste termijn uwerzijds, naar
aanleiding van de gehouden Algemene Beschouwingen. Alvorens nader in te gaan
op de verschillende vragen die uwerzijds zijn gesteld, hebben we in de
periode die is gelegen sinds het houden van de Algemene Beschouwingen en
vandaag, ook als college ons bezig gehouden met het nader bestuderen van de
Algemene Beschouwingen. Het college heeft er behoefte aan om toch naar aan
leiding daarvan een algemene opmerking te maken. De verhouding: college -
raad is gebaseerd op het zogenaamde Monistisch bestuurssysteem; ik ga daar
nu vanavond niet verder op in, u kunt daar het een en ander van terugvinden
in de alom bekende nota "Bestuurlijke Organisatie" van 1986; maar het wil
wel zeggen dat datgene wat wij in deze vergaderingen doen, dat dat een
beleidsontwikkeling is op basis van gemeenschappelijke verantwoordelijkheid,
op basis ook van het gegeven mandaat met de daaraan gekoppelde randvoor
waarden zal het college datgene uitvoeren of voorbereiden wat de raad heeft
aangegeven - en dat is een wezenlijk verschil met de parlementaire verhou
ding, waar sprake is van een dualistische verhouding. Daar krijg je dan ook
de verhouding dat de kamer zich opstelt tegenover de regering. Ik denk toch
dat dat wezenlijk is om nog eens een keer onder uw aandacht te brengen,
omdat we, denk ik ook, door die bril de Algemene Beschouwingen zouden moeten
zien, want je bent eigenlijk geneigd als college als je dat allemaal nog
eens een keer op je laat inwerken, om de wenkbrauwen te fronsen en te
zeggen: "Klopt dat nou"? We vinden toch als college dat we dit gegeven onder
uw aandacht moeten brengen, ook tegen de achtergrond dat we eerder dit jaar
met betrekking tot onze verhoudingen: "Hoe gaan wij met name om; hoe gaan we
om ook met de verschillende beleidsvelden", dat we met name daar ook ons wat
nader op hebben bezonnen, met behulp van de BestuursacademieWaarom deze
opmerking vooraf? De thans voorliggende stukken van meerjarenbegroting en