- 19 -
denken dat wij van alles kunnen, maar wij zijn geen eigenaar van dat
terrein. Hij denkt dat een van de grondrechten van dit land ook nog is
dat respect wordt opgebracht voor andermans eigendom. Dat kan ook bij
andere onderwerpen nog wel eens een heel aardige discussie opleveren.
Mevrouw van den Bemd komt weer met de vraag die ook al in de commissie
van 6 juni aan de orde is geweest om grondruil. We hebben wel degelijk
met de eigenaar onderhandeld en gevraagd tot die mogelijkheid. En als
men een overeenkomst aangaat dan doet men dat over het algemeen met 2
partijen. Eenzijdig dikteren van ik wil dat, dat leidt nooit tot een
overeenkomst, de ander zal er moeten in bewilligen. De overeenkomst
zoals die nu voorligt, is een eindresultaat is van een aantal
gesprekken. Meer zit er niet in. Daarom ligt dit ook voor. Even een
onderscheid tussen de inhoud van de overeenkomst en daar waar een
aantal technische opmerkingen zijn gemaakt m.b.t. het plan zelve. Hij
begint bij de heer Bourdrez die wijst op het gestelde van de periode
van 10 jaar, de datum 1999 is door hem aangehaald op pagina 3. Dat is
toch geen vergissing dat is juist. De projectontwikkelaar krijgt de
gelegenheid om dat terrein in 10 jaar te ontwikkelen. Dan heeft men
hoogtij en recessie. Dat is een risico wat hij als ondernemer neemt.
Dat weet men ook als overheid, vandaar dat is aangegeven op pagina 2
onder 9, in welke tijdspanne gedacht wordt e.a. in aantallen te
ontwikkelen.
Dhr. Bourdrez:
Dit is dwingend. Er staat nl. "dient". 5 jaar speling om dit te doen,
dat lijkt hem wel sterk.
De voorzitter:
Men maakt een overeenkomst waar ook de relatie gelegd moet worden als
gemeente naar ons hele bouwvolume in de loop der jaren. Zodat we in
ieder geval zorgen en hem ook garanderen dat wat betreft de te bouwen
contigenten in de vrije sector, hij in deze jaren dat zou kunnen doen.
Het zou ook best kunnen zijn dat het wat sneller loopt. Maar in ieder
geval gaan we de overeenkomst aan dat het niet tot het in het
oneindigen door kan lopen en dat in 1 januari 1999 de ontwikkeling van
dat plan afgerond moet worden. Dan moet ook de overeenkomst ophouden te
bestaan als zijnde de zaak is volgens de regels afgewerkt.
Dhr, van den Bemd:
vraagt of in dit voorstel uitgegaan is van de groeiklasse 2 funkties
zoals wij die momenteel vervullen of dat men uitgegaan is van 2+ of 3+.
De voorzitter:
antwoordt dat er van geen enkel groeimodel uitgegaan is, omdat de vrije
sector woning in contingenten, wat jaren geleden wel het geval was,
geen deel meer uitmaakt. Dus het aantal vrije sector woningen is niet
meer opgenomen in de meerjarenplanning. Alleen zeggen we, en ook
kijkende naar de ontwikkeling van onze eigen bouwgronden, dat daar
natuurlijk wel enige relatie moet bestaan zodat we inderdaad niet in de
problemen komen. Vandaar dat daar ook rekening mee is gehouden. M.b.t.