- 16 - De voorzitter: U stelt een aantal vragen, ik zal trachten daar antwoord op te geven. Eerst denk ik dat die vraag goed past in het voorstel zoals die hier ligt m.b.t. de doelstelling. De doelstelling is te onderscheiden in 2 onderdelen. Dat is enerzijds de beleidsmatige kant. Dat is een stuk uitvloeisel wat op centraal niveau tot stand is gekomen en waaraan wij ons ook gebonden achten. Tweede punt m.b.t. de doelstelling is de uitvoering. In de uitvoering is het zo dat op enig moment mensen aanspraak kunnen maken op de regeling, en dat kan problemen met zich mee brengen. Werkdruk kan ondervangen worden, of weggenomen worden door personeel ter vervanging te nemen. Maar werkdruk kan ook voorkomen worden door te zorgen dat de randvoorwaarden in voldoende mate aanwezig zijn. Dat kan met een goede afspraak binnen de betreffende afdeling, ook afhankelijk van de functie waar het om gaat kan bekeken worden om dat zo goed mogelijk op te vangen. Het maakt namelijk nogal verschil uit of het hier in huis gebeurd op een administratieve functie of in het onderdeel van het uitvoerende gebeuren, de technische mensen en dan m.n. die buiten werken. Dat zijn 2 totaal verschillende benaderingen die ieder op een eigen wi]ze ingevuld zullen worden. Nu vraagt u wat nog meer, ik wou dat ik dat wist. Het is namelijk zo, en dat heeft u kunnen lezen in het verslag van de collegevergaderingen. Er is op het ogenblik binnen de V.N.G. een wijziging gaande m.b.t. de hele overlegstructuur als gevolg dat ook bij de centrale overheid er overgegaan zal worden naar alle waarschijnlijkheid tot sectorale regeling van de rechtspositie van het overheidspersoneel. Dat betekent dat als zelfstandige sector ook voor de gemeenten dat het geval zal zijn. Wij zitten nu in de procedure dat bezien wordt of we proberen te bewerkstellingen alles op centraal niveau te blijven onderhandelen of dat gekozen wordt voor een decentrale aanpak of dat gekozen wordt voor decentrale aanpak op plaatselijk niveau. De tendens gehoord de beraadslagingen binnen het V.N.G. is dat men zal gaan kiezen voor handhaving van de lijn zoals die nu ligt, namelijk op centraal niveau. Zou je dat op lokaal niveau doen dan zou het nogal vergaande personele consequenties hebben m.b.t. het inhalen van de nodige capaciteit en kwaliteit op dat punt. Dat m.b.t. de toekomst, maar wij verwachten dat we de tweede helft van dit jaar oP dat onderdeel meer zullen weten hoe dat in de toekomst zal gaan Wat de regeling zelf betreft daar heeft u in het voorstel van kunnen lezen dat we daar ervaring mee op hebben gedaan in de afgelopen 2 jaar. Dat wij geen redenen zien om wat dit voorstel betreft uit de pas te gaan lopen t.o.v. de andere gemeenten. Dus we zullen moeten volgen hetgeen niet inhoud dat het altijd zonder problemen zal gaan. Maar die zullen we op dat moment als zoiets voordoet moeten oplossen. Dhr. van den Bemd: In het ambteiiik advies, daar wordt ook op ingegaan dat wi] f 4.500,00 ontvangen hebben die wij niet gereserveerd hebben voor dit onderdeel. Kunnen wij in de toekomst er dan wel vanuit gaan dat er voor gereserveerd gaat worden. De voorzitter: ja, nu komt u wel op een heel moeilijk punt terecht, dat van de financien. Het is namelijk zo dat wij al jarenlang middels de uitkering uit het gemeen tefonds daar gelden voor ontvangen en dat die tot nu toe altijd zijn meege lopen in de algemene middelen. Dus als er gecorrigeerd zou moeten worden met terugwerkende kracht omdat potje zuiver te houden dan denk ik dat we nog wat hoofdbrekens te verwerken krijgen. Ik zie daar op dit moment geen aanleiding toe. Ik denk ook dat de omvang van de maten waarin er gebruik wordt gemaakt van deze regeling dusdanig is, dat er niet direct de noodzaak aanwezig is om dat afzonderlijk te reserveren. Het zal u ook duidelijk zijn dat het bedrag bijlange na niet toereikend is om de kosten van de regeling te financieren.

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1991 | | pagina 195