- 31 - daarbij behorende sommen geld in steeds mindere mate naar ons toekomen. Dat is al jaren aan de gang. Een duidelijk voorbeeld is de welzijnssector. Wij moeten daar in toenemende mate bijspijkeren om het niveau van de voorzieningenwat we ooit in het verleden hebben vastgesteld, op hetzelfde niveau te houden. Het is natuurlijk een beleidskeuze die je maakt, en we mogen ons ook gelukkig prijzen dat we dat tot nu toe hebben kunnen doen. Maar op enig moment wordt zo'n positie wat moeilijker en dan moet je keuzes maken. We hebben dan ook op dit moment niet meer gedaan dan doorlichten datgene wat aan bekendheden op tafel ligt. Tegen de achtergrond van de wens die is uitgesproken dat men de maart-notitie wilde hebben, hebben we getracht dat te verwoorden zoals het verwoord is en het is zelfs niet uitgesloten dat u dit soort voorstellen per kwartaal zult ontvangen en eigenlijk ook volgelijk aan datgene wat de raad ook al eerder heeft uitgesproken dat zij het patroon van de uitgaven wil blijven volgen. Ik meen ook dat er sprake is van enige verduistering van de gedachte als bijvoorbeeld de heer van de Sande praat en zegt van wat heb ik nou aan mijn fiets hangen, groenvoorziening naar de w.s.w. Ik wil hem er toch aan herinneren dat in de laatste vergadering van de commissie rekening en begroting een aanvullend bedrag is besproken omdat dat uitging boven de oorspronkelijk raming en wij toen in de commissie hebben gezegd van denk eraan dat komt nog een keer na. Maar dat is even een geheugen opfrisser, hij zou daar het verslag nog eens op na kunnen lezen, dan komt hij gegarandeerd dat bedrag tegen. Dat is niet nu uit de lucht komen vallen. In het amendement wordt een visie aangedragen door C.D.A. en Rijsbergs Belang om het voorstel op deze manier te amenderen. Ik moet u zeggen dat binnen het college er een meerderheid is die dit amendement wil overnemen, dat betekent dat daar ook dan een duidelijk gegeven ligt. Ik heb er als portefeuille houder wat moeite mee, om de reden die ik u zoëven verwoordde omdat ik iets verder kijk dan vandaag en ik me dan wat dat betreft zorgen maak. Maar nogmaals, als u dat wilt, dan heb ik daar ook geen enkele moeite mee als u zegt dit willen we toch op wat voor manier dan ook afronden. Dat wil ik u alleen maar voorhouden, bedenk wel daarmee is de zaak niet af. U moet erop voorbereid zijn dat daar opnieuw bijstellingen kunnen plaatsvinden. Maar op enig moment moet je ook van deze narigheid een keer af, want die blijven boven tafel hangen. Ik heb daarom ook enige kanttekeningen bij het cijferwerk. Ik vind dat niet zo relevant maar ik wil het toch opmerken dat als de gedachte in het amendement wordt neergeschreven, we 212.000,00 kunnen toeschrijven aan de reserves, dat ik daar het voorbehoud bij maak dat volgens onze vluchtige doorrekening dat maar beperkt blijft tot 80,000,00. Daar hoeven we vanavond geen messen op te trekken, daar komen we de komende weken wel op terug wat daarvan de uitwerking is. Ik denk ook dat bij de discussie die wij binnenkort, en aan de hand van het rapport en de opzet van de kadernota, zullen voeren daar ook onderdeel zullen uitmaken de ingebrachte verzoeken, wensen van de fracties die meegenomen zullen worden. Dit is dan ook gemakkelijk en zichtelijk voor u te beoordelen omdat in het rapport, wat volgende week naar u toe komt, ook de meerjaren rekening 1991 t/m 1994 opnieuw is doorgerekend. Dat we wat dat betreft een gedegen uitgangspunt hebben voor het te voeren beleid voor de komende jaren. Wat daaruit voortvloeit, ik denk ook dat we wel eens kunnen zeggen dat de situatie ernstig is. Maar dat we wat dat betreft niet zullen afwijken van wat u ongetwijfeld in uw krant heeft gelezen wat op andere plaatsen speelt en in zoverre loopt dat beeld parallel. Dat maakt het ook zo moeilijk om een totaal afgerond, afgewogen besluit te nemen vanavond. Nogmaals als u zegt van wij willen toch een fase afsluiten, dan heeft u begrepen dat het college zich kan vinden in het amendement zoals het hier voorligt. Ik heb dus in het begin van mijn beantwoording ook gezegd dat ik niet in kan gaan op de onderwerpen die duidelijk te maken hebben met beleidsterreinen. Ik denk dat we daar binnenkort ongetwijfeld uitvoerig op terug zullen komen. Ik onthoud me dan ook van de opmerking, die met name ook meneer van de Sande heeft gezegd, van nou ik denk daar iets anders over. Ik kan me in zijn benadering

Raadsnotulen

Rijsbergen: 1940-1996 | 1991 | | pagina 175