- 25 -
De voorzitter:
Die vraag is ook in de commissie gesteld, en ook daar heb ik positief op
geantwoord.
De raad gaat akkoord met het voorstel van burgemeester en wethouders.
12. VOORSTEL OM GEEN BEZWAAR IN TE DIENEN TEGEN DE ONTWERP-BEGROTINGS-
WIJZIGINGEN VAN HET STADSGEWEST BREDA.
(BIJLAGE 63)
Mevrouw van den Bemd:
Wat dit punt betreft is het voor onze fractie toch eigenlijk een beetje
mosterd na de maaltijd. Er komt op een gegeven moment, ik meen van 8
februari een aantal stukken binnen. Als ik dan het tijdspad dat we met
mekaar afgesproken hebben, dan is het inderdaad zo dat we niet voor deze
avond in eigen huis over kunnen bakkeleien of een beslissing over kunnen
nemen. Ik heb het u in het verleden, bij de algemene beschouwingen al eens
gezegd, dat het iets te ver gaat en te vrijblijvend, dat afgevaardigden naar
een Gewestraad of welke vorm van intergemeentelijke samenwerking dan ook
moeten gaan, helemaal zonder dat de raadsleden zich daarover hebben
uitgesproken. Ik denk dat het goed is, ik herhaal het nog een keer dat wij
in de zeer nabije toekomst, ik denk aan een van de volgende vergaderingen
voor B.A., eens een keer een model afspreken hoe we kunnen komen tot inzicht
voor de raad voordat we de stadsgewestvergadering ingaan. Op dit moment
kunnen we wel reageren maar in feite is 22 maart de zaak aan de orde
geweest. Dan is er weliswaar één punt uitgelicht wat in juni nog terug komt,
maar het grootste gedeelte van de stukken zijn behandeld 22 maart. Dan is
het voor de raad niet mogelijk meer om nog te reageren. Ik hoop dat de raad
daar nog mee kan instemmen dat de stukken toch minimaal ter inzage komen
voordat de afgevaardigden naar de Gewestraad gaan. Het gaat wat ver om nu op
de inhoud verder in te gaan, maar ik zou toch graag op één van de volgende
bijeenkomsten van B.A. dit eens aan de orde gesteld willen zien.
Dhr, van de Rijzen;
Het is al meer onderwerp van gesprek geweest deze termijnen. Dit is
natuurlijk waanzin als je iets binnenkrijgt 8 februari, je krijgt 4 weken de
tijd om te reageren, en het is nu 18 april en wij spreken ons daarover uit.
We hebben er al vaker over gepraat, is daar nu echt geen oplossing voor te
vinden. Dit is heeft weinig zin zo.
Dhr. Rietveld:
Het is eigenlijk geen vraag, eerder een opmerking. In het raadsstuk wordt
genoemd, gehoord commissie welzijn en milieu d.d. 19 maart 1991. Wat ik even
aan wil geven is, ik heb er de notulen over nagelezen, naar mijn visie is
het absoluut niet in die commissie aan de orde geweest.
De voorzitter:
Ik denk dat er sprake is van een behoorlijk stuk spraakverwarring. We praten
hierover bevoegdheden die aan het Stadsgewest zijn gedelegeerd, maar waar op
grond van de regeling stadsgewest en die heeft u destijds als raad ook
goedgekeurd, dat de voorlegging aan de raden in praktijk altijd gebeurd
nadat de gewestraad erover heeft besloten. Ik denk dat mevrouw van den Bemd
overigens gelijk heeft als zij behoefte heeft om overleg te plegen met haar
achterban als afgevaardigde uit de geledingen van de raad. Ik kan wat dat
betreft iets gemakkelijker opereren, omdat mijn achterban wat makkelijker te
bereiken is, omdat dat het college is. We hebben daar ook tijdens