- 7 -
hier en daar niet gewekt zou zijn, van machtsdenken. Dan ben ik de eerste
om te zeggen en ik meen dat ik dat recht heb omdat ik zelf lid ben geweest
van die commissie, dat dat dan strijdig is met het uitgangspunt en dat kunt
u ook terug vinden in de nota van "het samenwerkingsverband op
gelijkwaardigheid". Als andere daar nog niet van genezen zijn, dan zal er de
komende tijd nog heel wat kneed en massagewerk moeten gebeuren om dat
duidelijk te maken. We moeten ons wat dat betreft als Rijsbergse gemeente,
Rijsbergse raad, Rijsbergs bestuur dan ook niet van de kook af laten brengen
door andere, die blijven vastroesten in dat machtsdenken. Ik denk dat juist
het tegemoet treden van elkaar op basis van gelijkwaardigheid, dat dat heel
wat goed voor ons allen kan brengen. Er is zoals ook opgemerkt heel wat aan
de gang, wat nadrukkelijk betrekking heeft ook op de gemeente Rijsbergen.
Het is al gezegd er lopen twee trajecten. Dat is het traject van de
ruimelijke structuur en de commissie Konijnenbelt die puur in het
bestuurlijke traject zit. We hebben vorige week de nota ontvangen zoals die
is afgerond over de ruimtelijk structuur. En in het college hebben we al
voorbereiding getroffen dat die nota zoals die er nu ligt en verder
uitgewerkt zal gaan worden onder voorzitterschap van de provincie, waar
Rijsbergen wel degelijk deel van uit maakt. U wordt daar in ieder geval ook
van in kennis gebracht zodat u daar ook de laatste informatie over in uw
bezit heeft. Dat dat ook u zal vergemakkelijken bij alle andere discussies
die we nog krijgen. Het is inderdaad juist en ik denk dat dat een gezonde
stellingname is als we gemeenschappelijk zeggen dat we over de eigen grenzen
heen kijken. Dat we zeker niet willen toezien dat andere over ons beslissen
zonder ons. Ik denk dat een eigentijdsbestuurik beluister dat ook ondanks
uw kritische opmerkingen ook bij u, dat u ondanks alle problemen en doornen
die mogelijk op het pad liggen ook u bereid bent om uw nek uit te steken
zoals u dat ook in de voorgaande jaren heeft gedaan om uw rol op een
adequate wijze en kwalitatief goede wijze mee te blijven spelen. Natuurlijk
moet er dan nog veel gebeuren en daarin past juist dat hele traject waar ook
in de nota van gezegd wordt, dat als we nu praten alleen maar over het
uitnodigen van de Staatssecretaris om duidelijk te maken of er op een
viertal punten in de wet mogelijkheden gecreëerd zullen worden zodat het ook
zin heeft om te komen tot een stadsregio, dat op het moment dat daar zicht
op is dan pas in de fase komen of we definitief ja of nee zullen zeggen. Dat
laat natuurlijk onverlet dat je in de periode die daaraan vooraf gaat een
aantal vingeroefeningen met elkaar kunt doen. Maar dat zal nooit kunnen
gebeuren onder een figuur als ware het zo dat je al iets had ingeleverd. Ik
denk dat ook juist de kracht gelegen is om in die pre-fase duidelijk te
maken naar elkaar toe, dat je datgene wat je uitspreekt over langere termijn
dat dat ook meenens is. Vandaar ook dat de discussie die wij vanavond voeren
zo beperkt kan blijven omdat we bewust zeggen het rapport voor kennisgeving
aan te nemen. Hetgeen nogmaals en ik kan dat niet genoeg herhalen, niet
betekent dat je je vervolgens conformeert aan de inhoud. De inhoud komt op
een later moment nog een keer uitvoerig aan de orde. Ik zou in dat verband
er ook vanavond niet op willen ingaan omdat ik dat niet juist vind omdat dat
leidt tot het uit zijn verband rukken van een aantal zaken. Er wordt
gesproken over het onderzoeken van alternatieven. Natuurlijk doe je er
verstandig aan om niet al te eenzijdig achter zaken aan te lopen maar ook te
trachten af te wegen aan de hand van alternatieve mogelijkheden. Of we dat
moeten doen, het lijkt mij zinvol om daar in een kleiner verband eens nader
over van gedachten te wisselen. Of zoals het werd uitgedrukt door de heer
van Steenoven om daar eens een boom over op te zetten. Ik denk dat dat ook
goed aansluit omdat op de agenda voor volgende week ook al vermeld staat de
provinciale nota, de contourennota zoals dat heet. Ik denk dat we daar mede
aan de hand van kunnen bepalen hoe wij de komende maanden verder onze
discussie zouden moeten voeren. Dat betekent ook dat ik daarmee ook antwoord
heb gegeven in de richting van de heer van de Rijzen als hij vraagt geef
nou nog eens aan wat de status is van het huidige raadsvoorstel". Ik zou
zeker daarbij niet de vraag willen oproepen van waar praten we dan in feite